De plattelandskapper/Spargo You en Me

Halfweg de jaren zeventig was mijn kapper al een soort fossiel. De beste man was niet eens zo oud, hij had kinderen van mijn leeftijd. Midden in het centrum van Raalte, met een heuse wandelpromenade, had hij zijn nering, waarschijnlijk al meer dan 25 jaar. Zijn zaak zag er ouderwets uit. Via een gewone voordeur kwam je in een soort voorportaal waar het volstond met stinkende jassen, petten op de kapstok en een enkele wandelstok. De kapper keek dan op van zijn arbeid, stak zijn hand op ter verwelkoming. Tegelijkertijd voorzag hij de andere klanten van informatie wie er binnen kwam, zo nodig opgesmukt met saillante details. De meeste klanten waren op leeftijd. Anderen werden door hun moeder gestuurd al dan niet samen met hun vader. Dat was net zo gemakkelijk. Ik was er dus zo een.

Eenmaal in de zaak, hel verlicht met tl-balken, stonden twee grote leren kapperstoelen voor twee identieke wasbakken die rijk omlijst waren met donkergrijs marmer. Daarnaast stond een hoge knipstoel voor knapen. De winkel was voorzien van grote ramen met bruinige vitrage die het zicht naar buiten bemoeilijkte. Maar ook de shag- en sigarenlucht was oorzaak van gezichtsbeperking. De rooklucht vermengde zich met Brylcreem, Fresh-up aftershave en als je pech had kwam er een oud mannetje binnen die de indringende lucht van pestvoer bij zich droeg. Aanvankelijk had ik weinig bezwaar tegen mijn kappersbezoeken. Ik luisterde met plezier naar de verhalen van de kapper die mogelijk meer blaren op zijn tong had dan op zijn vingers. Wat kon die man (mee)lullen met Jan en Alleman, maar nooit kwaadaardig. De kapper was een vriendelijke man met pretoogjes die zichtbaar tevreden was met zijn dagelijkse gedoetje, waar knippen slechts een onderdeel was. Er stonden vier stoelen langs het raam opgesteld, twee aan weerszijde van een formica tafel met tijdschriften en het Sallands Dagblad. Om de zoveel tijd ging de deur naar het achterruim open en bracht de kappersvrouw een verse pot koffie in een doffe ouderwets roestvrijstalen kan met gekruld schenkgedeelte. Dit ging meestal onopgemerkt, want zelden kregen we de kappersvrouw te zien. De kapper schonk dan koffie voor de wachtenden, soms wel vier mensen. Ze wisten allen dat ze het eerste uur niet weg konden.

Na verloop van tijd begon het me tegen te staan, die kappersbezoeken. Het was niet de entourage, maar naarmate mijn puberteit zich nadrukkelijker aandiende was het bloempotmodel niet goed genoeg meer. En veel meer kon hij ook niet, want meestal verdeed hij zijn tijd met het knippen van bijna kale mannetjes of boeren die überhaupt geen oog hadden voor wereldse coupes. Ook schoor hij met regelmaat nog de klanten, maar dat hoefde bij mij nog niet.
Ik wilde een eigentijds uiterlijk, geen bloempotmodel dat na enkele weken helemaal rampzalig was, zeker als je haar halfweg de oren geknipt werd, waarmee er spatborden aan de zijkant van je hoofd groeiden. Ik wilde dus een model, maar vooral een andere kapper. Maar die was waarschijnlijk duurder. Ik opperde bij mijn moeder dat ik een model geknipt wilde hebben. ,,Dat is goed, vraag het maar aan de kapper.” Daar had ik niet op gerekend, ik dacht dat ze wel begreep dat ik bij de plattelandskapper weg wilde. Bovendien moest ik nog nadenken over het model, want wist ik veel. Het duurde nog een aantal knipbeurten voordat mijn aversie groot genoeg was. Ik moet dertien zijn geweest, in 1980, toen ik de stoute schoenen aantrok. Ik wilde een scheiding in het midden. Dat was hip, hoorde ik van mijn vrouwelijke klasgenoten die allemaal kwijlden bij die blonde lange man van Spargo. Ik had niks met disco, want immers net lid van de Status Quo-fanclub, maar in het gevlei komen bij de meisjes wilde ik wel.

Bij het volgende kappersbezoek mompelde ik iets dat ik een model wilde, een scheiding in het midden. De kapper knikte, trok een bedenkelijk gezicht, maar zijn ogen bleven vriendelijk naar mijn veel te lange haren met spatborden langs mijn oren kijken. ,,Zo” zei hij, ,,Dat kan.” Vervolgens liep hij naar een kast bij de deur waar zijn vrouw af en toe de koffie bracht. Het duurde even voordat hij gevonden had wat hij zocht, namelijk een groot boek dat hij op de marmeren platen bij de wastafels neerlegde. Aandachtig bladerde hij in het boek en begon hier en daar iets te lezen. Het was een oud boek, wel van na de oorlog, maar niet zo heel ver daarna schatte ik in. Hij maakte een snel knippend geluid met zijn schaar en duwde twee kammen in zijn witte kappersjas. Hij klikte nog even met zijn tong en toen liep hij op mij af. De operatie zou beginnen. Hij maakte mijn haren nat met een zilverkleurig potje voorzien van een rood pompje. Hij staakte zelfs zijn gesprekken met de wachters. Met het puntje van zijn tong tussen zijn lippen was hij met me bezig, af en toe terugvallend op de aanwijzingen in het boek. Ik heb volgens mij gedachteloos in de stoel gezeten, immers ik had nog geen lenzen dus ik kon via de spiegel niet nagaan of ik er al als de Spargo-zanger uitzag. Heel abrupt, veel sneller dan ik gedacht had, zei de kapper dat het klaar was. Nog steeds zonder bril moest ik van hem mijn coupe beoordelen. Ik zei dat het goed was, want ik wilde niets liever snel naar huis fietsen om in alle rust het resultaat op me in te laten werken.

Eenmaal thuis schrok ik me een ongeluk. De haren zaten in een strakke scheiding in het midden. Het leek in het geheel niet op de losse scheiding met opgekamde ponnie van de populaire zanger. Toen ik het mislukte model weg wilde kammen, kwam de volgende klap. In het boek van de kapper had blijkbaar gestaan dat een scheiding in het midden alleen gemaakt kan worden met het knippen van een flinke hap in het midden van je haarlijn. Er zat een soort driehoek in mijn haarlijn op het voorhoofd. Ik denk dat ik een keer flink gevloekt heb, huilen deed ik niet meer in die tijd. Mijn moeder kwam poolshoogte nemen en zonder iets te zeggen zei ze dat ik de volgende keer maar naar de moderne kapper moest gaan. ,,Morgen?” vroeg ik hoopvol. Ze knikte.

 

 

 

 

Bedompte lucht, oftewel hoe koppel ik Randy Crawford aan de NL politiek

Heel af en toe heb ik het wel eens, wegwezen hier. Dan praat ik niet over een enge buurt, een louche kroeg of dat ik met een shirt van mijn favoriete voetbalclub Feyenoord tussen Ajaxfans zit, de F-side bijvoorbeeld. Nee, ik zie het dan groter en doel op Nederland als geheel. Gisteren was zo’n moment bij het zien van de tronie van Geert Wilders en de scherpslijperij van advocaat Moszkowizc. In wat voor land leven we, denk ik dan. Ik hoor hele volksstammen dan zeggen, ‘och, zo slecht is het hier niet’ of ‘rot dan op als je het hier zo slecht vindt’. Het blijft ook het land waar ik geboren ben en mijn wortels heb. Echter die hele rechtszaak rond Wilders is wel een van de oorzaken dat mijn wortels af en toe wel los komen te zitten.

Hoe is het toch mogelijk dat honderden zichzelf serieusnemende politici zich laten gijzelen door een man die meent de mening van Henk en Ingrid te moeten vertolken? Vroeg of laat zullen Henk en Ingrid er wel achter komen, ik vrees toch laat. Maar het is niet alleen de PVV natuurlijk. Die partij bestaat ook alleen maar door heel goedkoop islamietje pesten en bij de gratie van onvoldoende politieke volwassenheid bij de andere partijen.

Zou Mark Rutte zichzelf nog serieus nemen met zijn ingestudeerde gesticulatie en verwrongen glimlach? ‘Ik ben premier, dankzij de PVV, hieperdepiep!’ Zouden de oude machtspolitieke wellustelingen van het CDA zich prettig voelen dat ze alleen nog maar mogen regeren door te kruipen voor het gedachtengoed van de PVV?

We krijgen natuurlijk de regering die we zelf verdienen, want je hoort mij niet zeggen ‘of je nu door de hond of de kat gebeten wordt, het zijn allemaal zakkenvullers.’ Integendeel, we zijn geen haar beter als ‘het gewone volk.’ We schreeuwen maar wat, zijn onbehouwen en we hebben in de zorg, onderwijs, politie en of welke publieke sector dan ook een bureaucratie weten te scheppen die zijn weerga niet kent. De helft van de mensen werkt er om de andere helft aan het werk te zetten, houden of te ondersteunen en dat moet dan ook nog weer massaal gecontroleerd worden. Passie en mededogen sijpelt langzaam maar zeker uit deze belangrijke overheidstaken, met als gevolg dat we met zijn allen alleen maar ontevredener worden.

Het antwoord komt dan van links, oftewel door de rechtse Telegraafpropaganda uitgeroepen Linksche Kerk? Ik geloof er niets van. GroenLinks onder Jolande Sap grijpt de eerste de beste aanleiding om de rol van ‘vijfde colonne op zich te nemen’, de PvdA lukt het al jaren niet om het neo-liberale gedachtengoed dat ze stiekem hebben omarmt van zich af te schudden en de SP bestaat alleen maar op basis van de onmacht van de sociaaldemocraten. En de rest? Een paar christelijke splinters en god beter het, een heuse dierenpartij om de doorgedraaide decadentie van onze westerse maatschappij nog maar eens te onderstrepen. En met bovenstaande opsomming mag D66 amper een redelijk alternatief heten.

Het zou toch mooi zijn als iedereen weer normaal doet. De liberalen gaan staan voor individuele vrijheden voor iedereen, de christelijke partijen moeten vooral de 10 geboden eens tot zich nemen en ter linkerzijde maakt een combinatie van deze twee uitgangspunten, noem dat dan maar sociaal-democratie. Dat zou mooi zijn. Ik moest er gisteren aan denken toen ik die slecht geregisseerde ‘Drei groschen Oper’ voorbij zag komen. Het liefst zou ik dan maar heel snel weggaan, in de hoop dat mijn azijnpisserij zal stoppen, want dat is zo slecht voor je gemoedsrust. Het nadeel van vluchten is dat je jezelf altijd meeneemt. Maar als je niet van opera houdt, dan is de dagelijkse portie vaderlands volkstoneel echt afzien. Voorlopig zal ik het nog wel volhouden en steek mijn kop maar in het zand, maar het moet niet gekker worden, dan vlieg ik erop uit.

One Day I’ll FLy Away

I make it alone
When love is gone
Still you made your mark
Here in my heart

One day I’ll fly away
Leave your love to yesterday
What more can your love do for me
When will love be through with me

I follow the night
Can’t stand the light
When will I begin
My life again

One Day I’ll fly away
Leave your love to yesterday
What more can your love do for me
When will love be through with me
Why live life from dream to dream
And dread the day that dreaming ends

One day I’ll fly away leave your love to yesterday
What more can your love do for me
When will love be through with me
Why live life from dream to dream
And dread the day that dreaming ends

One day i’ll fly away, fly away, fly away (repeat to fade)

Daar komt de zwarte vogel / Ludwig Hirsch

Op 28 november 2011 maakte een van de lezers van dit blogje me erop attent dat Ludwig Hirsch op 24 november 2011 gestorven is. Hij zou het lichamelijk lijden als gevolg van kanker niet meer dragelijk hebben gevonden en heeft zich gesuïcideerd. Zie ook navolgende link op de fanpage.

BLIJFT STAAN ZIJN KWALITEITEN en dit blog beschouw ik dan als een eerbetoon aan een man die ik pas onlangs heb leren kennen als artiest.

 

Er zijn van die momenten dat bij je voorraadje ‘joi de vivre’ de bodem in zicht is, tenminste dat heb ik wel eens. Een dipje kun je het noemen en als de dipjes in een kort tijdsbestek elkaar opvolgen, dan is het heel hard zoeken naar voldoende levenslust.

Och, een depressie is een veel te groot woord voor die gemoedstoestand, al vallen de blaadjes op het moment met bosjes. De stoepen zijn zelfs bijna omgetoverd tot heuse glijbanen, als een waarschuwing dat een barre koude winter in aantocht is. U ziet het al,  zelfs de weerskundige toekomstperspectieven worden beïnvloed door de karige voorraad ‘joi de vivre’.

De gelijkenis met het gebrek aan zout in het begin van dit jaar doemt op. Daar waar zout de sneeuw laat verdwijnen, of in ieder geval een minder weerbarstige materie wordt voor de mensheid, zo moet levenslust een probaat middel zijn voor weltschmerzen. Een stemming die ervoor zorgt dat je boos en gefrustreerd raakt door allerlei wereldse zaken die ver boven je macht liggen. Je piekert over de mismaakte voortvarendheid van ene Rutte. “Who the hell is Rutte?” Je ziet ineens overal bruine stropdassen, dat kan toch niet een vooraf bepaald modebeeld zijn door allerlei nichterige modeontwerpers? Nee, je bent er zeker van dat het een propaganda stunt is van duistere krachten. Obama krijgt gevoelige politieke klappen en stelt zich deemoedig op. In de VS lijkt het potje joi de vivre ook al op en daar kunnen ze niet eens psychische bijstand krijgen, want niet in het ziekenfondspakket.

Och, je piekert zelfs over de woorden ‘joi de vivre’ en ‘weltschmerzen’. Zijn die Duitsers nu veel somberder? De Fransen zijn volgens mij niet vrolijker.

Tja, als je zaterdagmiddag wordt goed gemaakt met het draaien van een handdoekenwas want dat is zo lekker gemakkelijk vouwen, dan ben je niet het zonnetje in huis, een droefsnoet eigenlijk.

Onlangs, geheel onverwacht kwam er een mailtje van een oud-collega via de Youtube-service. Ik kende haar voorliefde voor bepaalde Duitstalige muziek en somtijds was ik ontvankelijk voor haar enthousiasme. Ze stuurde me het volgende liedje van Ludwig Hirsch – Komm grosser schwarzer Vogel.

 

Met die zwarte vogel kun je alle kanten op, zelfs een desastreuze richting, maar voor mij is het vooral een idyllische vlucht. Een vlucht zonder oplossingen weliswaar, maar even lekker meevliegen met het warme stemgeluid van Ludwig Hirsch en de sprookjesachtige, bijna religieuze tekst van hem.

Een aanrader dus voor alle droefsnoeten, melancholici en treurnieten om even ‘weg’ te zijn. Voor de echte zwartgalligen is dit Duitse liedje mogelijk een contra-indicatie.

Met de groeten en een sprakeloze service even de tekst,van het web geplukt, zonder de juiste umlauten etc.

Komm grosser schwarzer Vogel, komm jetzt!
Schau, das Fenster ist weit offen,
schau, ich hab Dir Zucker auf’s
Fensterbrett g’straht.
Komm grosser schwarzer Vogel, komm zu mir!
Spann’ Deine weiten, sanften Fluegel aus
und leg s’ auf meine Fieberaugen!
Bitte, hol mich weg von da!
Und dann fliegen wir rauf, mit in Himmel rein,
in a neue Zeit, in a neue Welt,
und ich werd’ singen, ich werd’ lachen,
ich werd’ “das gibt’s net” schrei’n,
weil ich werd’ auf einmal kapieren,
worum sich alles dreht.
Komm grosser schwarzer Vogel, hilf mir doch!
Press’ Deinen feuchten, kalten Schnabel
auf meine wunde, auf meine heisse Stirn!
Komm grosser schwarzer Vogel,
jetzt waer’s grad guenstig!
Die anderen da im Zimmer schlafen fest
und wenn wir ganz leise sind,
hoert uns die Schwester nicht!
Bitte, hol mich weg von da!
Und dann fliegen wir rauf, mit in Himmel rein,
in a neue Zeit, in a neue Welt,
und ich werd’ singen, ich werd’ lachen,
ich werd’ “das gibt’s net” schrei’n,
weil ich werd’ auf einmal kapieren,
worum sich alles dreht.
Ja, grosser schwarzer Vogel, endlich!
Ich hab’ Dich gar nicht reinkommen g’hoert,
wie lautlos Du fliegst,
mein Gott, wie schoen Du bist!
Auf geht’s, grosser schwarzer Vogel, auf geht’s!
Baba, ihr meine Lieben daham!
Du, mein Maedel, und du, Mama, baba!
Bitte, vergesst’s mich nicht!
Auf geht’s, mitten in den Himmel eine,
nicht traurig sein, na, na, na,
ist kein Grund zum Traurigsein!
Weil ich werd’ singen, ich werd’ lachen,
ich werd’ “das gibt’s net” schrei’n,
weil ich werd’ auf einmal kapieren,
ich werd’ gluecklich sein!
Ich werd’ singen, ich werd’ lachen,
ich werd’ “das gibt’s net” schrei’n,
weil ich werd’ auf einmal kapieren,
ich werd’ gluecklich sein!
Ich werd’ singen, ich werd’ lachen,

Pathetisch einde van mijn jeugd / SUPERTRAMP

Vroeger wilde ik altijd volwassen worden, want dat stond voor mij gelijk aan evenwichtig en doordacht, in ieder geval niet kinderachtig. Het was (en is) een grote teleurstelling dat je hierop kunt wachten tot Sint Juttemis. Ik heb het immers bij mezelf amper kunnen constateren, bij veel anderen evenmin. Gelukkig had ik dat al snel door en heb deze teleurstelling inmiddels min of meer verwerkt. De volgende vraag doet zich dan voor ‘Wanneer eindigt je jeugd?’ Is dat bij je 18e, wanneer je je eerste baan hebt, wanneer je kinderen krijgt, of op het moment dat je ouders sterven? Ik heb eigenlijk nooit stil gestaan bij die vraag, maar na 44 jaren, 135 dagen en ongeveer 20 uur op deze Aarde te hebben voortbewogen, wist ik het ineens. Het moment dat mijn jeugd ten einde is, is nabij.

Zaterdag 3 oktober 2010 ergens tussen 19.00 en 23.00 uur. Er is geen twijfel mogelijk.

KEULEN – Maanden heb ik uitgekeken naar het moment dat ik samen met mevrouw Sprakeloos naar het concert van Supertramp in Keulen zou gaan. Ze spelen weliswaar een dag later in Arnhem, maar agendatechnisch kwam dat niet uit. En met het concert plakten we een lang weekend Keulen erbij. Het is immers helemaal geen straf een aantal dagen in Keulen te verblijven. Integendeel.

We kwamen er achter dat Supertramp, hoewel zeker niet dagelijkse kost in huize Sprakeloos, warme gevoelens opriep bij ons. Zelf had ik een Keulse onkel Hans und tante Else, die bij een bezoek in Nederland mijn broertje en mij altijd enige Duitse Marken toeschoven. Het was een dusdanig bedrag, dat ik in één keer in staat was het dubbelalbum van Supertramp ‘Paris’ te kopen. Mijn allereerste LP, en ik was er helemaal weg van. We hebben het dan over 1981 en terugkomend van school luisterde ik toen dus Supertramp.

School

I can see you in the morning when you go to school
Don’t forget your books, you know you’ve got to learn the golden rule,
The teacher tells you stop your playin’ get on with your work
And be like Johnnie – “too-good”, don’t you know he never shirks
– he’s coming along!

After school is over you’re playing in the park
Don’t be out too late, don’t let it get too dark
They tell you not to hang around and learn what life’s about
And grow up just like them – won’t let you work it out
– and you’re full of doubt

Don’t do this and don’t do that
What are they trying to do? Make a good boy of you
Do they know where it’s at?
Don’t criticize, they’re old and wise
Do as they tell you to
Don’t want the devil to
Come and put out your eyes

Maybe I’m mistaken expecting you to fight
Or maybe I’m just crazy, I don’t know wrong from right
But while I am still living, I’ve just got this to say
It’s always up to you if you want to be that
want to see that
want to see it that way
– you’re coming along!

(opname Arnhem 5 oktober 2010)

Na genoten te hebben van rust, cultuur en zonneschijn in de Keulse binnenstad, liepen we naar de andere kant van de Rijn op weg naar de Lanxess Arena, blij met de kaartjes in mijn binnenzak. We waren ruimschoots op tijd en als een van de eersten zaten we op onze plaatsen, dronken een biertje en zagen langzaam maar zeker de mensen binnenstromen, sporadisch enkele twintigers, iets meer dertigers, maar vooral veertigers en vijftigers. Bijna allemaal koppels en bij het zien van ‘die anderen’ kijk je in de spiegel van je eigen ziel. Het is een soort thuis komen al twijfel je nog ernstig of dit wel je thuis is.      Hier ergens heb ik mijn jeugd achtergelaten

(Take the long way home)

But then your wife seems to think you’re losing your sanity,
oh, calamity, is there no way out?
Does it feel that you life’s become a catastrophe?
Oh, it has to be for you to grow, boy.
When you look through the years and see what you could
have been oh, what might have been,
if you’d had more time.
So, when the day comes to settle down,
Who’s to blame if you’re not around?
You took the long way home
You took the long way home………..

 (Studio-opname met clip)

Met nog een biertje kijk je je vrouw aan, knijpt haar in haar hand en zend haar je liefste glimlach, terwijl je meteen beseft dat je ogen niet helemaal meedoen. Je bent immers naarstig opzoek naar je verleden, je toekomst, zodat je amper kunt beseffen dat je het in het hier en nu moet beleven. Alle levenslogica lijkt in een split second te zijn verdwenen, heel even maar, en bij het terugkomen bij jezelf staat ALLES je helder voor de geest, hoewel de vragen blijven.

(Logical song)

When I was young, it seemed that life was so wonderful,
a miracle, oh it was beautiful, magical.
And all the birds in the trees, well they’d be singing so happily,
oh joyfully, oh playfully watching me.
But then they sent me away to teach me how to be sensible,
logical, oh responsible, practical.
And then they showed me a world where I could be so dependable,
oh clinical, oh intellectual, cynical.

There are times when all the world’s asleep,
the questions run too deep
for such a simple man.
Won’t you please, please tell me what we’ve learned
I know it sounds absurd
but please tell me who I am
I said now watch what you say they’ll be calling you a radical,
a liberal, oh fanatical, criminal.
Won’t you sign up your name, we’d like to feel you’re
acceptable, respectable, oh presentable, a vegetable!
Oh Take it take it yeah!

But at night, when all the world’s asleep,
the questions run so deep
for such a simple man.
Won’t you please, please tell me what we’ve learned
I know it sounds absurd
but please tell me who I am,
Who I am x 3 !!!

De band komt op en zo’n tienduizend soortgenoten, peno- en menopauzers van veelal Duitse kunne, verwelkomen Supertramp. Enthousiast, maar vooral ook ingetogen. Veel intgetogener dan menig herinnering zal zijn bij het terughalen van jeugdbeelden en Supertramp. Een midlifecrises enthousiasme misschien?

Het gevoel verdwijnt echter snel en koude rillingen lopen me over de rug bij de eerste tonen van de bekende stemmen en ik word rechtstreeks in mijn hart geraakt als de saxofoon in het concert betrokken wordt. Toch zal het melancholische gevoel nog tijdens het concert met regelmaat als zachte regen neerdalen.

( It’s raining again)

You’re old enough some people say
To read the signs and walk away.
It’s only time that heals the pain
And makes the sun come out again.

C’mon you little fighter
No need to get uptighter
C’mon you little fighter
And get back up again.

Met volle teugen geniet ik van de fantastische muziek en tegelijkertijd weet je dat het einde nabij is bij het zien van de band, het publiek en de spiegel in jezelf. De jeugdherinneringen vervormen zich langzaam maar zeker tot jeugdsentimenten in het leven van een vierenveertig jarige (+ 135 dagen en ruim twintig uur). Je wordt heen en weer geslingerd in tegenstrijdige gevoelens.

(Breakfast in America)

I’m a winner, I’m a sinner
Do you want my autograph
I’m a loser, what a joker
I’m playing my jokes upon you
While there’s nothing better to do

Terwijl de muziek van de band blijft komen, het is geweldig, het is kunstzinnig en overweldigend, maar je dromen dalen neer in het hier en nu.

(Dreamer)

I said
Far out, what a day, a year, a life it is!
You know,
Well you know you had it comin’ to you,
Now there’s not a lot I can do

En natuurlijk dromen kan nog steeds, het fantaseren is vanaf nu is de fantasie van een 44-plusser die beseft dat zijn jeugd definitief is afgesloten.

Dus volwassen geworden, stabiel en evenwichtig? Dat dan weer niet, maar toch anders.

(From now on)

Guess I’ll always have to be
Living in a fantasy
That’s the way it’s got to be
From now on

Yes I’ll always have to be
Living in a fantasy
Though it won’t be really me
From now on

You think I’m crazy I can see

It’s you for you, and me for me
Living in a fantasy
From now on

PS. En toch is het oneerlijk, wat zeg ik, de misdaad van de eeuw dat je beseft dat je jeugdigheid is afgelopen. Wat voor acties ga je ondernemen?

Crime of the century

Now they’re planning the crime of the century
Well what will it be?

(Live in Köln 3 oktober 2010)

Later is allang begonnen Klein Orkest

Een stukje van maart 2009, maar uiteraard tijdloos. Dus een stukje relativering voor de verkiezingskoorts. Noemen we het wel koorts?

 Heden hebben we het zoveelste hoogtepunt mogen aanschouwen in het crisisgebeuren, het sociaal akkoord dat ons definitief zal beschermen tegen nieuwe economische catastrofes en ander financieel ongemak. U mag het ook het zoveelste dieptepunt noemen, het is maar van welke kant je het bekijkt. Morgen in het parlement kunnen we de poppenkast weer aanschouwen. Scherpe oneliners van Femke Halsema en Pechtold, ‘dikhoutzagenmetplanken’ retoriek van Agnes Kans. Ter rechterzijde vind ik persoonlijk de creativiteit iets minder, maar er is altijd een waterperoxide figuur die ongeacht de kwaliteit van zijn uitspraken kans maakt op de voorpagina’s van de kranten. En de coalitiepartijen? Die moeten zich vooral schamen, niet om dat het zo lang heeft geduurd, maar om de hoge mate van non-dualisme en gebrek aan kloten om met eigen standpunten te komen. Het zakenkabinet moet zijn intreden maar gaan doen, maar dit terzijde.

Eigenlijk wilde ik het helemaal niet over politiek hebben maar over de crisisgedachten en beleving. In de jaren twintig en dertig wist men niet hoe gek men moest doen. Wilde dansen, rare weddenschappen en vooral veel armoede ook. De jaren tachtig is het laatste voorbeeld van crisisbeleving. Het Fin du siècle gevoel heerste alom, reeds twintig jaar voor de millenniumwissel. Van die doemdenkerij heb ik in de negentiger jaren nooit meer iets gemerkt. Grote groepen hadden het in die tachtiger jaren niet breed en dat is, ondanks magistrale economische kengetallen de jaren daarop, niet veranderd. Toch was de crisis minder diep dan in de jaren dertig, natuurlijk vooral ook omdat ‘minder van heel veel, nog altijd genoeg is’. De geest van Koos Werkeloos heerste in de jaren tachtig. Het was bijna heroïsch om werkeloos te zijn, of liever gezegd baanloos.

En wat doen we qua muziek en lifestyle nu? Ik weet het niet. Ik ben naarstig op zoek gegaan naar een passend stukje muziek om het sociaal akkoord te vieren. Ik denk niet dat het gelukt is, toch komt, in de geest van Koos Werkeloos’ het nummer ‘Later is al lang begonnen’ van het Klein Orkest er voor mij heel dicht in de buurt.

Je zou zo graag een speler zijn maar je staat aarzelend langs de lijn, bang om op je bek te gaan.
Je durft niet te kiezen, je mocht eens verliezen. Zo bang om straks alleen te staan.

Dit slaat op het gehele kabinet, waarbij volgens mij voor Wouter Bos de druiven het zuurst zijn. JP staat weliswaar niet langs de lijn, maar nog steeds laat hij vooral zijn ingenomenheid zien dat hij een speler is, zonder echt op kwaliteiten een aanvoerder te zijn. Rouvoet, speelt in deze dagen echt een bijrol als waterdrager, die af en toe zijn eigen zure ranjasmaakje mag toevoegen.

Maar ergens halverwege kijk je om en krijg je spijt want levend voor morgen raak je nu je toekomst kwijt.
Dan ben je in de boot genomen door de zilvervloot. Sparend voor later, ga je straks ook sparend dood.

De crisis in optima forma staat in deze zinnen beschreven als het gaat om het maatschappelijke gevoel. Gaan we ons hart volgen of het verstand? Het is vooral het dilemma dat we nu moeten leven, plezier hebben, maar dat de angst voor de toekomst ons doet vergeten echt te gaan leven( = genieten).

En later is allang begonnen, later is allang begonnen.
Later is allang begonnen. En vandaag komt nooit meer terug.

Hetzelfde dilemma als hierboven, alleen meer toegespitst op het nu, dus minder algemeen. We leven inderdaad nu, maar moeten we daarom de rekening bij de volgende generaties leggen. Rechtse politici zullen dan vooral op begrotingsniveau praten, Groene politici over de milieuaspecten en linkse politici benadrukken dat de armen betalen om de toekomst van de rijken zeker te stellen. Welk uitgangspunt je ook neemt, vandaag neem je de beslissing voor later en vaak kun je die niet zomaar weer terugtrekken. De angst regeert dan echter.

Spelend op zeker, tegen alles ingeënt spring je braaf in het gelid. Het verlangen afgeleerd en je gevoel geamputeerd, blijf je zitten waar je zit.

En er wordt een apèl gedaan op het maatschappelijke gevoel, je moet meedoen in het belang van de maatschappij, in het belang van de politieke beslissingen, in het belang van de heersende elite, in het belang van wie dan ook, behalve jezelf.

De rest van het liedje van Harry Jekkers valt dan in herhaling, maar geen vervelende herhaling. Want de vragen en dilemma’s zijn voor denkende mensen terugkerende thema’s vooral in tijden van crisis, waarbij als vanzelfsprekend het geweten kritischer knaagt bij levensvragen. Ieders eigen existentie wordt minder vanzelfsprekend of in ieder geval niet meer vanzelfsprekend gelardeerd met exorbitante rijkdom die ons het denken doet vertroebelen.

Maar ergens halverwege, ik weet het zeker, krijg je spijt.
Want levend voor morgen raak je nu je toekomst kwijt. Dan ben je in de boot genomen door de zilvervloot. Want sparend voor later ga je straks ook sparend dood.

Want later is allang begonnen, later is allang begonnen.
Later is allang begonnen. En vandaag komt nooit meer terug, komt nooit meer terug.

 

Overal kussen, ranzig zeg! Exile/ Kiss you all over

 Het moet volgens mij 1979 zijn geweest toen mijn dagelijkse bestaan een emotionele hobbel te verwerken had. Nu is dat als puber, ik zal dertien zijn geweest, wel vaker het geval, maar deze shock heb ik geheel alleen moeten verwerken. Vader en moeder waren niet de aangewezen personen om mijn psychisch leed te verzachten, het ging namelijk over sex enzo! Hoe ruimdenkend ze ook pretendeerden te zijn, als puber praat je niet over bepaalde zaken met je ouders. Ja, misschien het technische verhaal van de bloemetjes en de bijtjes, maar dat wist ik op mijn zevende al. Daarvoor hulde aan mijn ouders, maar het probleem op een winterse dag in 1979 kon niet door ze opgelost worden.

Ook vrienden konden mij niet verder helpen. Althans dat oordeelde ik toen zo, na het horen van de grote hit van Exile met ‘Kiss you all over’. Nu was mijn Engels nog niet zo geweldig maar de titel ‘Kiss you all over’ liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Ik kon er helemaal niets mee en dat onvermogen wilde ik vooral niet delen met vrienden. Stel je voor dat ze me zouden uitlachen, ik wilde vooral geen slome zijn. Met mijn beperkte vocabulaire van de Engelse taal wist ik dat ‘Kiss you all over’ betekende dat het kussen echt overal zou plaats vinden. Overal? Een zeer ranzige gedachte vond ik dat toen. Ook intrigerend, maar vooral ranzig.

Terugkerend naar de situatie van toen, ik haalde mijn muziek met een open microfoon naar een cassettebandje, meer had ik niet tot mijn beschikking. Vaak was dat de top 50 of Veronica’s top 40, maar het liefst van het radioprogramma Postbus 1966, een verzoekplatenprogramma. Daar werd namelijk niet doorheen geluld al moest je zondag om acht uur ’s ochtends present zijn met je microfoon bij de boxen van de stereo van je ouders. Een van mijn ‘vangsten’ was dus Exile met ‘Kiss you all over’ dat ik dan op mijn eigen kamertje afluisterde al dan niet met het geluid van de Franse klok van mijn ouders die een vrolijke noot mee beierde vanwege de primitieve omstandigheid met de open microfoon.

Overal kussen dus. Met mijn parate biologie kennis in mijn achterhoofd stemde me dat niet vrolijk. Dat kon toch niet waar zijn? Nu moet u weten, ik had echt wel eens een ondeugend plaatje gezien en wist van het bestaan van die praktijken, maar omdat pornografie voor mijn soort jongens in de veilige omgeving van een dorp in het oosten van het land behoorde tot de rafelranden van de maatschappij, was de songtekst dus schokkend. Er was nog geen internet waarbij je met een ‘foute’ druk op het toetsenbord de hele menselijke vleesindustrie kunt aanschouwen. Ik moest de situatie een mijn eentje verwerken. Vaak heb ik het liedje op mijn kleine sonyrecorder afgedraaid.

Vandaag hoorde ik het liedje op de radio en moest glimlachen. Het mooie van de hedendaagse techniek dat het nummertje zo weer op te roepen is op youtube. Heel wat gemakkelijker dan 30 jaar terug. De tijd heeft niet stilgestaan. Trouwens over de titelsong van dit prachtige nummer kan ik u melden dat ik ermee kan leven. Ook hier heeft de tijd niet stil gestaan.

ONS DORP: Duiven, Roosbeef, Koeioneur

Een grootheid in de Nederlandse cultuurwereld, Wim Sonneveld, zong het lied ‘Ons Dorp’ en menig 50 plusser verdrinkt voor eventjes in zijn nostalgische verleden. Ons Dorp is zo herkenbaar dat ook voor nieuwe generaties altijd weer veilige en vroegkinderlijke gevoelens naar boven komen bij het horen van dit liedje. Iedereen heeft wel een beetje een Ons Dorp-gevoel, ongeacht leeftijd of plaats van herkomst.

Zelf woon ik nu zo’n tien jaar in Duiven. Ik woon er goed, maar mijn dorp zal het nooit worden. De gemeente Duiven heeft zich in de jaren 80 aangemeld als groeikern en dat is dan ook rigoureus aangepakt. Uiteraard betekende dat logischerwijs een enorme aanwas van nieuwbouw. Mooi is het niet altijd, maar nogmaals het woont zeer prettig. Maar de projectontwikkelaars zijn zo ver gegaan dat bijna ieder historisch pand en/of dorpsgezicht er aan moest geloven. Van het oorspronkelijke lintdorp is hoegenaamd niets meer over. De oudere Duivenaar zal met zeer veel weemoed terugdenken aan vroeger en ik durf niet eens te zeggen of hij kan zwijmelen boven een oude ansichtkaart om zijn geheugen op te frissen.

Nu is Duiven geen trieste moderne vinexlocatie, de sfeer is er overwegend nog gemoedelijk en soms zelfs nog dorps, al ligt Arnhem op slechts 10 minuten per trein. En toch heeft Duiven het niet en dat komt mede door een irrationele vernieuwingsdrang en daarmee is het oude inmiddels grotendeels verdwenen. Historie en cultuur staan bij de gemeenteraadsleden niet in zo’n hoog aanzien, de hoofden hangen vaak naar de (beurs) van projectontwikkelaars.

Aan de rand van Duiven, naast de nieuwbouwwijken stond nog een oude boerderij. De boer was al weg, maar de sfeer van de boerderij was nog zichtbaar. Sterker nog de bewoners (familie Rebergen) bouwde het uit tot een ware theaterboerderij. Het mocht niet zo blijven. De nieuwbouwwijk mocht niet een fractie kleiner worden zodat de boerderij geïntegreerd kon worden in de vernieuwingsdrang. De boerderij is niet meer, na een lange strijd. Historie wordt in Duiven gesloopt en cultuur mag er niet zijn. Jammer, heel jammer.

Maar op de resten van het overgebleven schroot bloeit wat moois op, maar niet meer in Duiven. Van dit moois is de basis gelegd op de theaterboerderij ‘De Koeioneur’ waar de dochter des huizes, Roos, de artiesten heeft gezien en de vrijheid van de boerderij heeft mogen ervaren. Thans treedt ze op met haar band Roosbeef door het hele land. Onlangs is de CD verschenen met alleen al een prachtige titel: ‘Ze willen wel je hondje aaien maar niet met je praten.’

Een nummer van Roosbeef wil ik graag onder de aandacht brengen. Roos Rebergen beschrijft daarin op dichterlijke wijze de afbraak van haar boerderij. De nostalgie van ‘Ons dorp’ komt bij mij naar boven. Grote hulde voor Roos Rebergen, maar niet voor Duiven. Roosb(l)eef niet in Duiven en dat is jammer, heel jammer.

 

 

Een fijn oer Hollands gevoel

 Een puur warm Nederlandsch gevoel, dat is wat me overkwam op een willekeurige zaterdagmiddag in Utrecht. Heerlijk, het gevoel had wat mij betreft uren mogen duren. Bij de roltrap, aan de zijde van het Jaarbeursplein, speelde het draaiorgel Zwerver onvervalst Nederlandse liedjes en andere vrolijke noten. De begeleiding kwam van twee mannen, type volksjongens. De ene wat morsig en al op leeftijd, de andere kaal, duidelijk de leider, hij had weliswaar een kekke bril op, maar nog steeds een ‘egte Utrègg’ supporter van de goede soort. Ritmisch rammelden hun koperen geldbakjes mee op de deuntjes. ‘Aan de Amsterdamse grachten’ en “Heb je even voor mij’ van Fransje Bauer.

Voor Bauer misschien wel even tijd, maar zeker voor het draaiorgel. Nu heeft de ambiance zo even na het middaguur op die plek in Utrecht geen hoog Anton Pieck gehalte, maar de vrolijke klanken van Zwerver bezorgden me het gelukzalig gevoel in Nederland geboren te mogen zijn. (De oplettende lezer en zij die vaker een stukje van mijn hand lezen weten het al, ik gebruik bewust Nederland en niet de veelgebruikte en misplaatste term Holland, maar dit terzijde.) Ik stoorde me niet aan de moderne bebouwing op het plein en ook de zon verwarmde de mensheid op die plek nog niet. Dat was ook niet nodig, dat deed de muziek wel.

De ‘kale’ had ik die ochtend, voor de ergste drukte op Hoog Catharijne op gang zou komen, al gezien. Hij liep met een trotste parmantigheid met zijn aanhanger met motor over het Jaarbeursplein. Ik wist nog niet wat er onder het grijze zeildoek zat, maar inmiddels begrijp ik zijn trots, het was Zwerver die hij vervoerde. Ik zou ook trots en pedant hebben rondgelopen.

Het plezier van de mannen was duidelijk aanwezig, al was het me niet duidelijk of dat door de muziek kwam of door de aanwezigheid van een praatgrage maat. Een dikke geblondeerde man, met een weliswaar vriendelijk gezicht, maar zeker geen reclame voor de business. Onder het praten, rammelden de twee andere mannen met hun koperen bakjes. Het publiek van verschillend pluimage liep voornamelijk door. Ogenschijnlijk geen vette boterham voor de mannen.

Dan vraag ik me af of dit een particulier bedrijf is, of dat ze van overheidswege gesubsidieerd worden. Met mijn kennis van reclame, marketing en gewone psychologie van de koude grond zou zo’n orgel veel meer opleveren met een ‘paar lekkere dansende wijven’. Maar zou het dan nog echt zijn? Ik denk het niet, bij dat oer Nederlandse gevoel van het orgel hoort ook een morsige orgelman of in ieder geval een jongen van Jan de Witt zonder te veel toeters en bellen.

Nadat ook mijn centen mee rammelen in de koperen bakjes, luister ik nog vijf minuten. Als de muziek stopt blijven de euro’s doorgaan, wachtend op het volgende moppie muziek. Het publiek loopt door en ik ruk me ook los, want mijn plicht wacht elders. Maar eenmaal op de roltrap gaat de muziek weer van start, steeds minder hard naarmate ik hoger de trap op rol. Langzaam dooft het Anton Pieck gevoel, maar de goede zin die blijft. Zeker toen drie uur later, inmiddels in de late herfstzon, de mannen nog steeds even vrolijk het draaiorgel bespeelden.

 

Klein Orkest/ 26000 dagen – Middel tegen weltschmerzen

Hoe een column te beginnen als je kop helemaal vol zit en tegelijkertijd leeg is? Dat is de vraag die ik me stel. Ondertussen is de beginzin geschreven, maar had moeten zijn: ‘The day after the nigth before.’ Het kwaad is echter al geschied, dus we gaan gewoon door.

Ik ben u een korte verklaring schuldig om het begrijpelijk te maken. Met een oud-collega uit de verslavingszorg heb ik gisteren de achterstanden weggewerkt als het gaat om wederzijdse wetenswaardigheden in ons bestaan. Partnerkeuze, gezin, vakantieplannen en uiteraard het werken binnen de bureaucratie, die wij in Nederland zorg plachten te noemen, zijn in ruime mate aan bod gekomen. Kortom we bespraken het leven in al zijn aspecten, eerst bij mijn zeer gewaardeerde collega thuis, onder het genot van een aantal heerlijke Palmbiertjes. Omdat wij beide uit het Oosten van het land komen, is wijn in dit soort situaties niet aan ons besteed. Het kan me niet schelen dat ik daarmee een Randstedelijk vooroordeel over cultuurarme boeren mogelijk bevestig. Het zal me een worst wezen, bovendien dronken we geen Grolsch, maar goddelijk Belgisch gerstenat.

Na een eenvoudige doch voedzame maaltijd, waren we verzekerd dat een goede bodem is gelegd voor een prettige voortzetting in het centrum van Doetinchem. De terrassen zaten gezellig vol, maar een verwarmd plekje onder een van de immense parasols was snel gevonden. Immers ook een sigaretje is onontbeerlijk voor een goed gesprek. Ook anderen voerden liever hun gesprekken buiten, binnen zat niemand.
De stemming was en bleef goed, persoonlijke besognes kwamen ter tafel, onderwijl kijkend naar het uitgaanspubliek. Soms stokte het gesprek, omdat de aandacht werd afgeleid door een Achterhoekse schone, maar het kostte weinig moeite de draad snel weer op te pakken. Naast onze eigen belevingswereld kwamen ook meer wereldse thema’s ter sprake. Literatuur, muziek en uiteraard de politiek. We deelden de zorgen over bureaucratie in de zorg en het onderwijs, we verafschuwden de steeds sterker wordende voedingsbodem voor obscure partijen in Nederland en vonden eensgezind dat er geen enkele partij goede oplossingen bood, die we uiteraard naarmate de avond vorderde zelf wel hadden. Gezeten onder het hittekanon delibereren we verder over het milieu en over de deeltjesversneller die het mogelijke einde van de wereld zal inluiden. En als de deeltjesversneller niet de oorzaak van het eind der tijden is, dan doen we dat eigenhandig wel in onze strijd om energie. We zijn er met zijn allen gek genoeg voor.

Voor het slapen gaan nog de laatste Palmpjes opgedronken met de zekerheid dat we de wereldproblemen konden oplossen als de mensen maar naar ons, gewone stervelingen zonder al te grote ego’s luisteren. Het kostte daarna weinig moeite de nachtrust te aanvaarden. Uiteraard maakte ik als verslavingsdeskundige gebruik van zijn gastvrijheid. In de auto stappen doe je natuurlijk niet in deze omstandigheden.

Met mijn ietwat calvinistische achtergrond van “’s avonds een kerel, dus ook ’s morgens een kerel,” stond ik die ochtend relatief fris op, genoot van het ontbijt. Daarna namen hartelijk afscheid met de belofte vaker eens ‘een biertje’ te gaan drinken.
Eenmaal in de auto en geheel op me zelf aangewezen, overdenk ik het bezoek en kom tot de conclusie dat alle besproken problemen van die avond ervoor me nog helder voor de geest staan, maar onze oplossingen zijn verdampt in mijn brein. En dan is de wereldpolitiek een grote kluwen aan problemen, die voor een eenvoudig verslavingsdeskundige en amateurcolumnist schier onoplosbaar zijn. Een oplossing voor mijn opkomende hoofdpijn heb ik dan nog wel, maar wat te doen tegen de toenemende expansiedrift van de grootmachten, wat te doen met de dreigende brandstoftekorten, wat te doen tegen verkilling en verzakelijking in de Nederlandse maatschappij? Ik zou het niet weten. De vragen bonken in mijn hoofd en maken me triest en leeg.
Thuis aangekomen pak ik snel een paracetamol, waarmee de hoofdpijn snel minder wordt. Voor de Weltschmerzen heb ik een ander middel. Ik pak de CD van Het Klein Orkest met het liedje 26.000 dagen.

Kinderen die mogen spelen
In luchtkastelen die bestaan en nooit zullen vergaan
Vroeg of laat gaat zand vervelen, moet je daar niet blijven spelen
Je kunt als je wilt ook op zoek naar de rand van de zandbak gaan

Jong zijn dat is uitproberen, leren balanceren, blijven staan
Vallen, verder gaan
Je kunt volwassen willen lijken, alvast naar rijtjeshuizen kijken
Je kunt als je telt voor hetzelfde geld naar het eind van de wereld gaan

Je hebt zo’n 26.000 dagen tussen niets en eeuwigheid
Je kunt lachen, je kunt klagen, maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt
Je hebt zo’n 26.000 dagen tussen niets en eeuwigheid
Je kunt lachen, je kunt klagen, maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt

Volwassen, evenwichtig lijken, niks laten blijken, nog geen traan
Maar twijfel blijft bestaan
Gelukkig zijn is uit de mode, zomaar lachen streng verboden
Je kunt ook hup voor de lol nog een keer gewoon op je kop gaan staan

Eenmaal oud en grijs geworden in bejaardenoorden van de baan
Op een zijspoor staan
Klaverjassend tijd verkwisten, laat je niet voortijdig kwisten
Je kunt als je wil ook gewoon zonder pil lekker aan het vrijen slaan

Je hebt zo’n 26.000 dagen tussen niets en eeuwigheid
Je kunt lachen, je kunt klagen, maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt
Je hebt zo’n 26.000 dagen tussen niets en eeuwigheid
Je kunt lachen, je kunt klagen, maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt

26.000 dagen, 26.000 dagen, 26.000 dagen, 26.000 dagen
26.000 dagen tussen niets en eeuwigheid
Je kunt lachen, je kunt klagen, maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt
Je hebt zo’n 26.000 dagen tussen niets en eeuwigheid
Je kunt lachen, je kunt klagen, maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt
Voor eeuwig kwijt, voor eeuwig kwijt

Het liedje van Harrie Jekkers helpt net zo goed tegen Weltschmerzen, zoals een paracetamol tegen hoofdpijn helpt. Ik weet, de problemen zijn er en blijven er. Ik hoef ze gelukkig niet in mijn eentje allemaal op te lossen.

 

Toeval? Arcade Fire/ NO CARS GO

 Toeval bestaat niet. Tenminste er zijn geesten in ons midden die dat beweren. Zij zien bestemmingen die normale zielen niet waarnemen, zij dichten de Voorzienigheid in welke hoedanigheid dan ook, regietalenten toe, die voor mij niet te bevatten zijn. Het zij zo, maar soms, heel toevallig komen dingen samen die er zorg voor dragen dat een blogje zo geschreven is. Vandaag is het zo’n gemakkelijk blogdagje.

Over het sociaal akkoord is al veel gezegd, geschreven en geblogt. En ook de komende periode zal de onvrede nog uit vele uithoeken van de (blog)samenleving te horen en te lezen zijn. Ik heb me vooralsnog het meest verbaasd over het afschaffen van de vliegtax. Het luttele bedrag van ongeveer €11, – gaat een substantiële bijdrage leveren om onze economie in zijn algemeenheid te redden en Schiphol in het bijzonder. Nu, ik denk het niet hoor. Het is symboolpolitiek in ons polderlandje en dit zijn een van de winstnemingen die het werkgeversgedeelte van de sociale partners mag incasseren. Ik zal niet onder stoelen of banken steken dat symboolpolitiek een belangrijk glijmiddel is in onze samenleving. En nu het kwartje van Kok nog terug en dan is iedereen tevreden, alleen de milieubeweging staat op haar achterste benen. Al begrijpen zij ook wel dat vliegtax ook niet meer dan symboolpolitiek is als de rest van Europa niet mee doet.

Voor zover de actuele politiek.

Iets van een geheel andere orde is dat ik per toeval nog wel eens op youtube kijk, al dan niet op basis van een welgemeende suggestie van een collega, medeblogger of gewoon per toeval. Ja, daar is het weer, die toeval in mijn leven. Zo werd ik enkele weken geleden geattendeerd op de groep Arcade Fire. En ik was meteen onder de indruk.

Nu moet u weten dat ik qua muziek het prototype ouwe lul ben. Niet omdat ik 42 ben, maar omdat dat bij mij hele constitutie past. Dat was al op mijn twintigste. Ik vond het ook helemaal niet erg om niet hip, vet of cool te zijn. Dat neemt niet weg dat ik wel van muziek houd, sterker nog er zijn momenten dat muziek mij meer zegt dan woorden die ik niet kan vinden voor gevoelens of situaties. Ook zorgt muziek ervoor dat ik lekker kan weg mijmeren of melancholisch kan terugblikken. Muziek verbind ik namelijk met enige regelmaat aan een gebeurtenis of een persoonlijk tijdperk. Dit alles zorgt ervoor dat ik weinig ontvankelijk ben voor nieuwe muziek.
Natuurlijk hoor ik ook best wel wat de hedendaagse top40 cultuur te bieden heeft, maar echt vrolijk word ik er niet van. Voor mij is de popwereld een beetje stil komen te staan zo rond 1986 en ik vind het wel best. Maar zoals gezegd af en toe dringt er toch wel iets nieuws en moois bij me binnen. Ik ben dan wel conservatief, maar niet geheel inflexibel.

Arcade Fire dus. Een beetje vreemde muziek zonder het nu meteen als buitenissig te betitelen. Een viool, accordeon of andere niet standaardinstrumenten in de popscene, maken een bandje al snel anders dan de middenmoot. Arcade Fire is zo’n typisch voorbeeld daarvan.

Speciaal voor allen die de natuur een warm hart toewensen en geen begrip kunnen opbrengen voor het verdwijnen van de vliegtax heb ik dit blog geschreven en het nummertje ‘No cars go’ van youtube geplukt. Trouwens ook voor mensen die gewoon van goede muziek houden is dit een aanrader om in ieder geval eens te proeven. Misschien dat u het toevallig ook nog leuk vindt.