Seks, gadverdamme

De lezer die nu een tirade verwacht, al dan niet geïnspireerd door een strenge edoch rechtvaardige Grote Regisseur, komt bedrogen uit. Ik zal niet pleiten voor strengere waarden en normen, of dat sex behouden moet blijven voor slechts gehuwden. Ook zal ik geen ouderwetse  bakkerpraatjes rondstrooien dat je doof wordt van masturberen dan wel een andere helse ziekte te verduren krijgt. Ook Pauselijke praatjes tegen condoomgebruik zult u hier niet aantreffen.

Maar, ook allen die verwachten hier een pornografisch verhaal aan te treffen, of erger nog deelgenoot te worden van Sprakeloze bedgeheimen, zullen met dit blog niet aan hun gerief komen. Verre van dat, want zij zullen zo mogelijk nog meer teleurgesteld worden dan streng gelovigen in God of Allah.

Seks, gadverdamme gaat hier niet zozeer over ethiek, maar over esthetiek. Niet over de  al dan niet esthetische kant van de daad zelf, maar over de bezoedeling van het woord seks an sich. Seks gadverdamme.

Wat een aanfluiting is de laatste (of voorlaatste) taalvernieuwing toch geweest. Taalverloedering op vele fronten is het gevolg geweest, maar zeker voor de sex. Wie komt er in godesnaam op het idee om sex in seks te laten veranderen. En dat dit idee dan ook nog eens omarmd wordt door vele weledelgeleerde dames en heren Neerlandici uit Vlaanderen en Nederland.

Sex met ks, het ziet er niet uit, maar bovenal is de internationalisering van het woord daarmee verdwenen. We doen het wel op onze eigen Germaanse wijze, de seks, niets geen sex meer. Het heeft iets xenofobisch, seks gadverdamme.

Maar naast het genoemde bezwaar is het vooral ook het zien van het woord ‘seks’. Dan lust je het toch eigenlijk niet meer?

De lettercombinatie ‘ks’ straalt helemaal niets uit, in tegenstelling tot het zwierige van de ‘x’. Prachtig die letter ‘x’, weinig in het publiek gebruikt en toch zo bekend.

Laten we die fraaie letter ‘x’ eens nader beschouwen. In de wiskunde, en inmiddels ook in het figuurlijke taalgebruik, staat de ‘x’ voor het onbekende, of beter gezegd het nog onbekende. De ‘x’ is ervoor om ontdekt te worden. Prachtig toch. Verder staat de x voor het kruis, dit hoeft verder geen betoog. De ‘x’ heeft ook iets geslotens en dat mag van mij, zolang het maar niets verbodens heeft. Kortom de ‘zwierige ‘x’ staat voor ontdekking.

Dan ‘ks’. Als we dit uiteenrijten dan blijft over de letter ‘k’. Een keiharde letter als u het mij vraagt. Was het niet Robert Long in het begin van de jaren tachtig, mogelijk al eerder, die de hele wereld in de letter K wist te persen. Hij had geen ongelijk, want de letter K die stond voor Kroeg, Kerk, Kut en Kapitaal. Onmiskenbaar hele belangrijke zaken die alle vier op een of andere wijze met sex te maken kunnen hebben. Maar de opsomming als geheel is keihard en veel te werelds. Dat dekt de lading niet.

Dan de letter ‘s’. Mijn eerste en enige opwelling is de slang. En of Eva  nu daadwerkelijk het kwaad in de wereld heeft veroorzaakt door middel van de verleidelijke praatjes van de slang, is me om het even. De metafoor van de slang en het kwaad staat gegrift in menig gedachtegoed. Het mag en kan dus niets met sex te maken hebben.

Als persoonlijk argument heb ik nog dat mijn vriendinnetje van de lagere school de initialen KS had. En ik kan u verzekeren, het was (en mogelijk is) een lief meisje, maar het had helemaal niets met sex te maken.

Kortom seks, gadverdamme, daarmee komen we niet verder in het Nederlandse taalgebied. Te hard, te onpersoonlijk en te xenofobisch. Ik denk dat we de seks maar snel moeten veranderen in sex. Maar ik denk niet dat dit seksloze kabinet hiertoe snel een wetsvoorstel zal indienen.

 

Meiden, gadverdamme

Sommige woorden en uitdrukkingen smaken gewoon niet. Ongetwijfeld is het een vreemde afwijking van me, maar het is niet anders. Ik kan er mee leven, al komt het zuur me af en toe naar boven als ik geconfronteerd word met een woord dat een sterke aversie oproept. Ik denk dat het te vergelijken is met vloeken voor leden van de “Bond tegen Vloeken”. Ik weet het niet zeker, maar zoiets moet het zijn. 

 

Maar zoals het vaker is met smaak, naarmate je ouder wordt, kan die veranderen. Ik ben bijvoorbeeld opgevoed met de woorden macaroni en spaghetti. Wanneer we als gezin dan het woord pasta hoorde, dan proesten we het uit. Kale kak vonden we dat en dat terwijl ik echt niet uit een arbeidersmilieu kom. Wel was het ‘doe maar gewoon, je bent niet beter dan een ander.’ En pasta was een rariteit voor mensen die eens op vakantie waren geweest in Italië en die om interessant te doen het woord pasta te pas en te onpas gebruikten. ‘Kijk eens hoe mondiaal wij zijn en denken’. Gadverdamme dacht ik toen.

Wij aten op zaterdag gewoon een bord macaroni, heerlijk bereid door moeder Sprakeloos. Tegenwoordig krullen mijn tenen niet meer bij het horen van het woord pasta. Het kan verkeren.

Maar niet altijd. Het woord ‘Meid’ of ‘Meiden’ doet mij walgen. Ik schijn ongeveer de enige te zijn. Ik krijg er vooral hele feodale associaties bij. Een keukenmeid was zo’n ongeschoold meisje dat ondanks haar talenten voor een habbekrats moest werken bij welgestelde families. In de Engelse literatuur komen ze nogal eens voor, die meiden. Ook in Nederland had een beetje boer een meid die de boerin rondom het huis een handje hielp. Tegenwoordig hebben we dat niet meer en soortgelijke werkzaamheden zijn nu vastgelegd in Cao’s en hebben verhullende benamingen als interieurverzorg(st)er, hulp in de huishouding etc. Het tijdperk van de meid is definitief voorbij in Nederland. Tenminste dat vind ik als weldenkend mens met enig historisch besef.

Niets is minder waar. Al meer dan twintig jaar erger ik me groen en geel aan het oprukkende en niet meer te stuiten woord ‘Meiden’. Een moeder spreekt trots over haar meiden. Hedendaagse powergirls (ook zoek jeukterm trouwens) gaan graag een avondje stappen met ‘de meiden’. Maar niet alleen tieners smaken dit genoegen, ook oudere generaties hebben de term genormaliseerd. Het klinkt in mijn optiek verschrikkelijk pathetisch als een troepje menopauzers giechelend mededeelt dat ze het weekendje ervoor met de meiden zijn wezen stappen. Gadverdamme, ik wil me er geen voorstelling van maken.

De populariteit van het woord ‘meiden’ is natuurlijk de schuld van het feminisme uit de jaren zeventig, de tweede golf geloof ik. Ik heb niets tegen feministen, maar als ze aan de taal komen, moeten ze dat wel doen met enig historisch besef. Meisje was blijkbaar niet goed genoeg meer. Het is taalkundig gezien een verkleinwoord, dus kleinerend. In ieder geval niet acceptabel tegenover het stoere woord ‘jongens’. Meisje werd onterecht geassocieerd met frêle, zacht en hulpeloos, dus werd het meiden. Niet alleen jongens zijn stoer, ook meisjes staan hun ‘mannetje’ om te beginnen door zich te laten aanspreken als meiden.

Gadverdamme, gadverdamme en nog eens gadverdamme.

Als die feministen dan zo nodig stoer willen doen, dan hadden ze een ander woord moeten introduceren. Niet een scheldwoord met denigrerende associaties tot een soort geuzennaam bombarderen. Nu is het helemaal ingeburgerd en dit blogje is een hopeloos achterhoedegevecht. We zijn er mooi mee aangemaakt, vooral ik dan. Mag een stoere meid dan op haar toekomst zijn voorbereid, ik zal de rest van mijn leven rennies moeten gebruiken om me te wapenen tegen onverwachte confrontaties met meiden.

Met je tijd meegaan, gadverdamme

En ja, hoor dat was ie weer! Een korte, alles verdovende woordflits, het tolde enkele luttele seconden in mijn hoofd en de kiem van een nieuw blog is geboren. Het ‘groen en geel’ ergeren aan een taalkundige uitspraak en vooral de wereld die er achter ligt en we kunnen weer aan de slag. Kunnen aan de slag? We moeten weer aan de slag, want als de jeukopmerking ‘je gaat niet met de tijd mee’ op mijn pad komt, dan is er geen weg meer terug. Aldus geschiedde naar aanleiding van mijn stukje ‘Geen Stijl of Geenstijl, that’s the question.’. (nog niet beschikbaar op dit moment op  ‘sprakeloosverhalen’


Wat is dat nu met de tijd mee gaan? Betekent het dat je horloge niet meer doet? Of dat je de agenda van 2008 nog in je werktas hebt zitten? Nee, natuurlijk niet. Als tegen je gezegd wordt, ‘je gaat niet met de tijd mee’ dan impliceert het dat je een eigenwijze, vastgeroest, inflexibele ouwe zeur bent met een chronisch gebrek aan gevoel voor de tijdsgeest. Je bent op zijn minst een maatschappelijke loser die aan alle kanten ingehaald wordt ‘als je niet met de tijd meegaat.’

Welke tijd, wiens tijd en waar naar toe gaat die tijd en vooral wie bepaalt die tijd? Kijk, dat zijn nu eens vragen die gesteld moeten worden door de lieden die vinden dat je met je tijd moet meegaan. Iedere vorm van kritiek wordt gepareerd dat je niet met de tijd meegaat. Moet ik meegaan met een amorfe massa die in een ratrace hun uiterste best doet om maar mee te gaan met de tijd, ongeacht of het bij hen past? De angst om niet met de tijd mee te gaan, is dus zo verlammend dat kritiekloos iedere hype of gril wordt aangewend om maar mee gevoerd te worden in het Grote Niemandsland, de tijd.
Gadverdamme nee, dan bepaal ik mijn eigen tijd wel en ik weet zeker dat ik dan nog voldoende mee meander in het hier en nu. Heel eigentijds ga ik mee met de flow, ik moet wel want ik ben Don Quichot immers niet. Het betekent echter niet dat ik overal achter aan moet hobbelen, achter het ondefinieerbare begrip tijd.

Het begint al met het relatief onschuldige modebewustzijn dat ons vanaf kinds af aan wordt ingeprent. Bruin is de herfstmode, warmrode kleuren overheersen in de winter, de lente is een retroperiode met paarse tuinbroeken en de zomer van 2009 dragen we bloemen. Als je die warme groene trui van 2006 nu nog draagt, ga je niet me je tijd mee. En ook hier geldt dat ik echt niet in de verkleedkist van mijn opa op zoek ben naar een plusfour omdat ik tegen het eigentijdse ben. Ook ik conformeer me aan het aanbod van nu en zal over dertig jaar op foto’s te zien zijn als ‘typisch 2009′.  Met de tijd meegaan is dus niet hollen achter de nieuwste (jeugd)mode zoals menig vrouw of midlifeman doet. Het is namelijk pathetisch om op je veertigste de nieuwste gadgets nog te moeten aanschaffen, een legging over je te dikke reet te trekken of met een nauwsluitend shirt je bierbuik te exhibitioneren, alleen om maar met je tijd mee te gaan. Driewerf gadverdamme.

Een ander voorbeeld is de verloedering in omgangsvormen? Of dit nu in de politiek, media of het sociale leven is, ik constateer verwildering van omgangsvormen, heel eigentijds. Maar is het antwoord dan meegaan in die stroom? ‘Zo is het nu eenmaal tegenwoordig, dus ik ga maar met de tijd mee en gedraag me ook lomp, onbehouwen en egocentrisch. In de politiek zie je die verschuiving bij vele partijen optreden, zonder twijfel. In het maatschappelijke verkeer constateer ik in een pessimistische bui hetzelfde en op tv en internet ‘moet alles dus maar kunnen’ (ook als zo’n jeukopmerking: Moet kunnen!) om vooral maar te tonen dat je met de tijd meegaat. Als dat de norm is van met je tijd meegaan, dan ben ik trots op de classificatie ‘eigenwijze, vastgeroest, inflexibele ouwe zeur met een chronisch gebrek aan gevoel voor de tijdsgeest.

Met je tijd meegaan, gadverdamme!!!

Swaffelen, gadverdamme

 

En nu moet het niet gekker worden. Ik wil best trots zijn op Nederland. Maar als we met zijn allen besluiten dat het woord van 2008 ‘Swaffelen’ moet zijn, dan kost het me wel moeite om met enige fierheid het Nederlanderschap te accepteren. Ik vraag me in arren moede af of de Universele rechten van de mens wel gediend zijn om swaffelen te introduceren bij de inburgeringscursus. Maar dit ter zijde.

Swaffelen, u kent het niet? Schaamt u zich vooral niet, want tot voor enkele dagen wist ik niet van het bestaan. Dat wil zeggen, het fenomeen ben ik wel eens tegengekomen, maar dat hieraan een benaming is gegeven, wist ik niet. Swaffelen is dus: ‘(van mannen) het geslachtsdeel laten slingeren en moedwillig tegen een object aantikken, o.a. met het oogmerk hierdoor een ander of zichzelf op te winden.’

Laat het even op u inwerken en besef dat onze volkscultuur verworden is tot deze minimale keuze. Swaffelen! Nu moet iedereen maar doen wat hij (zij kan in dit geval niet, of je moet het lijdend voorwerp willen zijn) denkt te moeten doen. Ieder zijn meug, mijn zegen heb je als het vooral maar achter gesloten deuren blijft. Ik wil het niet zien of weten. Ik moet er toch niet aan denken, de historische held van 2009: Jan van Swaffelaar. Hij beukte zijn piemelot langdurig tegen de kerktoren van Barneveld of all places en verwierf daarmee eeuwige roem. Waar zijn we aanbeland in Nederland? In 2007 was Bokitoproof nog alleszins acceptabel als woord van het jaar, maar swaffelen. Het mag aan mijn deur voorbijgaan.

Dit moeten we in 2009 toch anders aanpakken, lijkt me. Ik wil wel een voorzetje geven, al heb ik natuurlijk ook geen voorspellende gaven en kan het jaar er ineens heel anders uitzien dan mijn huidige verwachtingen zijn. Mijn rijtje woorden voor het komende jaar:

1. Bosgang
De koene wijze waarop Wouter Bos ons Nederlanders leidt in de kredietcrisis. Hoewel alle eer zijn deel is, mag verondersteld worden dat de positieve klankkleur van dit woord hevig zal veranderen als het veel slechter zal gaan. Bosgang staat dan gelijk aan martelgang. Vooralsnog is het een moeizame wandeling die vol moed wordt aangegaan.

2. Verkoost (verkozen)
Teruggrijpend op de jaren tachtig, ja het mag weer in 2009, is verkozen een werkwoord dat aangeeft dat iemand werkeloos is geworden als gevolg van de economische rampspoed. Hij of zij kan er niets aan doen en voor zijn eigen gemoed moet hij of zij de situatie accepteren zoals die is. Verkozen (naar het nummer van Harry Jekkers van het Klein Orkest met ‘Koos Werkeloos’) is dus blijmoedig accepteren van je werkeloze maatschappelijke status.

3. Monddialiseren De Nederlandse taal krijgt steeds meer woorden die letterlijk zijn overgenomen uit andere talen, inclusief geografische benamingen. Recent is Mumbai zo’n voorbeeld, terwijl in onze gedachte de geplaagde stad nog gewoon Bombay heet.

4. Wii-lichaam
In navolging van de muisarm, zullen de lichamelijke gevolgen van exorbitant veel wii-en (ook in de top 10 van 2008) vallen onder de verzamelnaam wii-lichaam. Hij of zij is dus lijdende aan het wii-lichaam.

5. verliesminimalisering In de nadagen van het neokapitalisme en het marktdenken is verliesminimalisering nog een laatste stuiptrekking van dit fenomeen dat in de jaren tachtig van de vorige eeuw is ingezet. De beste bedrijfsresultaten die te behalen zijn, vinden plaats onder de noemer ‘in quarantaine zetten van alle bedreiging’, ofwel verliesminimalisering. Banken doen dit al, zij lenen geen geld meer uit ondanks de miljarden van overheden.

6. Onttutteling De aversie tegen te betutteling van de Christelijke partijen en de PvdA krijgt vaste vorm in de Nederlandse samenleving. De onttutteling dus.

7. Smirthuwelijk
Een huwelijk ontstaan als gevolg van het smirten. (smirten is een woord uit de top 10 van 2008. Dit is: ‘flirten terwijl men met iemand staat te roken voor een gebouw waarin roken verboden is, bv. een café.’

8. Toptepunt
Het winnen van het Eurovisiesongfestival met de Toppers

9. Trotspolderen
De economische neergang zorgt voor een bescheidener invulling van de vakanties. De neiging bestaat om in eigen land te gaan fietsen en niet uitgesproken te raken over het fantastische landschap in Nederland. Trotspolderen dus.

10. Dreesseksueel
Na de metroseksueel en de gastroseksueel (in de woordenlijst van 2008: ‘man die zijn kookkunst aanwendt om een vrouw te verleiden of te behagen.‘) wordt het tijd voor de Dreesseksueel. Dit is de man die vooral aanbeden wordt om zijn degelijkheid, spaarzaamheid en verantwoordelijkheidsgevoel. Minister-president Drees is de belichaming van deze man uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Het Dre(e)suurtje is de wekelijkse seksuele uitspatting op zaterdagavond.

Ik heb hiermee een aanzet gegeven voor 2009. Stuk voor stuk betere alternatieven dan het vermaledijde swaffelen.

Lekker lol maken, gadverdamme

foto extra wazig gemaakt in verband mededogen voor de dragers van rode hoedjes

 

Leven en laten leven is eigenlijk een levensdevies dat binnen de marges van het betamelijke een universele wijsheid is die we standaard in de grondwet moeten opnemen. Bovendien moeten we de betrekkingen met ieder land dat niet iets soortgelijks heeft in hun nationale constitutie meteen uitbannen. Dan zou de wereld er mooi uitzien. Langzaam maar zeker zal iedere vorm van intolerantie, al dan niet verkregen door dogma’s uit Bijbel, Thora of Koran, naar de achtergrond verdwijnen. Fundamentalisme zal slechts verworden tot een vreemd historisch verschijnsel.

Maar de geschiedenis heeft al uitgewezen dat utopieën nooit verwezenlijkt worden en eerder vervallen tot nieuwe onverdraagzaamheid.

Dit gezegd hebbende kan ik dus eigenlijk zonder gêne toegeven aan mijn eigen intolerantie.  En die is bij tijden vrij groot. Meestal laat ik mijn donkere gedachten voor mezelf, ze huizen in de donkerste krochten van mijn hersenen, nauwkeurig afgeschermd door zoiets dat we geweten noemen. Maar daarom zijn ze niet minder. Eentje zal ik met u delen.

Hedenochtend, breekbaar vanwege te weinig slaap en enigszins gestrest over de zaken die de komende dagen nog moeten gebeuren, lees ik de krant. Kopje koffie erbij, het recept om ook een mindere dag toch goed door te komen. Mijn stellingname over het leven in het algemeen en mijn eigen leven in het bijzonder worden allengs minder hoekig met als gevolg dat ik vandaag nog als acceptabel sociaal wezen door het leven kan gaan.
Stuit ik al lezende op een nieuw fenomeen namelijk ‘The Red Hat Society’. Een fenomeen dat snel in opmars blijkt te zijn. Vanuit Amerika overgewaaid (het zal ook weer eens niet van de andere kant van de oceaan zijn overgewaaid) verschijnsel van 50+ dames die met elkaar lol maken. Hun herkenbaarheid is naast de leeftijd, slechts een rode hoed. Een hoed die symbool voor frivoliteit, vrijheid en dus lol maken. Gadverdamme.

Nu moet ik heel eerlijk zeggen dat ik spontaan moet kotsen op het moment dat ik bakvissen hoor praten wanneer hen gevraagd wordt naar hun hobby’s, ze nogal eens plachten te zeggen:
‘Nou gewoon muziek, uitgaan en natuurlijk lekker gek doen en lol maken met vriendinnen!’
Lekker lol maken met vriendinnen, een grotere jeukopmerking is bijna niet te verzinnen. Maar dan kun je nog vergoelijkend denken:
“Och, het zijn nog bakvissen en ze worden wel wijzer.”

Maar dat laatste wordt natuurlijk helemaal ontkracht als de afdelingen van de Red Hat Society als paddenstoelen uit de grond schieten. Lekker lol maken met een rood hoedje op. De winkelpromenades in den lande onveilig maken, met een rood hoedje op. Groepsgewijs een theater bezoeken, met een rood hoedje op. Internationale contacten leggen met andere rode hoedjes, ook weer met een rood hoedje op. O, o, o wat een frivoliteit, want enig emancipatorisch gedachtegoed zit er niet achter en over moeilijke levenszaken mag in principe niet gesproken worden, want ze hebben zich verenigd om…… lekker lol te maken. Gadverdamme. Doe ff normaal en pleur dat rode hoedje in de vuilnisbak.

Zo ziet u, de mooie gedachte van leven en laten leven is soms ook aan mij niet besteed, maar door het weg te schrijven, kan ik de dag wel weer doorkomen en probeer maar niet meer aan rode hoedjes te denken.

Je eigen ding doen, gadverdamme.

Enkele jaren geleden hoorde ik het voor het eerst. Je moet gewoon je ding doen!!!!!!!! Getverdemme, dacht ik toen, naïef als ik was. Waar bemoei je je mee, mijn ding is mijn ding en wanneer ik die doe en met wie, ……..dat gaat niemand wat aan. Ik had me te snel boos gemaakt, de betekenis was minder plastisch en eerder beschouwelijk en filosofisch bedoeld. Daar zou ik mee kunnen leven als ik het sindsdien niet te pas en te onpas hoor. ‘Weet je, je moet gewoon je eigen ding blijven doen!’ Driewerf gatverdarrie en zeker als het met Randstedelijke nieuwsspraak wordt uitgesproken. Dan krijg je fonetisch geschreven het volgende: “Waeit je, je  moet gewoann je aigen ding blaiven doen!’ Bij het schrijven van deze tekst moet ik zo walgen, dat mijn kerstdiner er subiet uit ‘draigt’ te komen.

Wat is dat nu, je eigen ding blijven doen? Ik weet het niet zeker, maar al observerend en luisterend is dat uiteindelijk goede raad van een vriend of vriendin die na een oersaai persoonlijk verhaal je goede raad wil geven, maar het eigenlijk ook niet weet. Met glazige ogen krijgt die verteller, die heel zijn ziel en zaligheid heeft blootgegeven en met volle verwachting naar goede raad zit te hunkeren, het meest stompzinnige antwoord dat je kunt bedenken. Och, kan het schaeilen, waeit je joh, waeit je wat jaii gewoan moet doen, gewoan je aigen ding blaiven doen. De raadgever kijkt dan indringend naar zijn of haar beste vriend(in), knikt lichtelijk zijn hoofd en wacht op de bevestiging van de zojuist gegeven toptip hoe in het leven te staan. Ronduit belachelijk.

Je moet helemaal niet altijd je ding zitten doen. Er zijn al veel te veel gekken die denken hun ding te moeten doen. De geschiedenisboeken staan er vol mee geschreven en ook de hedendaagse politiek in binnen- en buitenland kent legio voorbeelden van mannen en vrouwen die nu bezig zijn de geschiedenisboekjes van over vijftig jaar te vullen. In het buitenland hoeven we maar te denken aan Bush, Poetin, Mugabe, rotte appels uit het Midden Oosten en vul die hele rottige rij maar aan. De dingen die bijvoorbeeld ene Wilders denkt te moeten doen, staan mij ook helemaal niet aan. Met die haatdragende houding doet die zijn eigen ding, maar zorgt ervoor dat anderen zijn rottigheid vroeg of laat moeten gaan opruimen. Die mensen doen helemaal niet hun eigen ding, maar zijn de rotzooi van een ander aan het opruimen.

Ik dreig nu een beetje door te draven, maar dat eigen ding doen is in veel gevallen natuurlijk maar fictie. Op kleine schaal kun je je eigen ding doen in Nederland, je hebt nu eenmaal rekening te houden met anderen. Poedelnaakt de Kerstviering bijwonen mag niet al is het je eigen ding om maar eens iets te noemen. Je familie negeren met de kerstdagen, soms best fijn. Echter je hoeft helemaal geen ruzie te hebben met elkaar, maar ik kan u verzekeren dat het opgeprikt bij elkaar zitten ‘echt niet mijn ding’ is. Ik doe het wel en vele met mij.
Weet je wat mijn eigen ding is in microformaat? Dat is iets kleins als het uitkloppen van het tafellaken na de traditionele kerstavondgourmet en dan geconfronteerd worden met de volle maan. Je slaakt een bewonderende zucht, holt naar het digitale cameraatje van je jongste zoon en probeert dat voor de eeuwigheid vast te leggen. Dat is mijn ding voor dat moment, niet meer en niet minder.

 

 

Schelden, een ware volksaard

Dit stuk is in 2008 al geschreven, schelden zou eigenlijk ieder jaar geëvalueerd moeten worden, dit geeft een mooie sociologische reeks.

Niet alleen eten en drinken zeggen iets over de volksaard, scheldwoorden doen dat ook. Althans dat hoorde ik hedenmiddag op de radio waarin een Groningse psycholoog vertelde over een onderzoek in elf landen onder studenten nadat zij iemand (moedwillig) op hun voeten stonden. Voorzichtige conclusies kunnen hieruit getrokken worden.

In landen rondom de Middellandse Zee is de familieband heel erg belangrijk. Dus wil men daar een opponent treffen dan moeten de familiebanden gehekeld worden. Hoerenzoon of je zuster is een hoer is dan ook een heel treffend scheldwoord. Dit hebben we bij het laatste kampioenschap voetbal in de finale mogen aanschouwen. Nadat de Italiaan Materazzi de stervoetballer Zidane toeriep dat zijn zus een hoer was, keerde Zidane zich om en gaf een kopstoot. Het redden van de eer van de familie was belangrijker dan een waardig afscheid als voetballer. Over voetbal gesproken, ik weet me nog een schok te herinneren. Begin jaren negentig acteerden de Egyptenaren ook op een groot voetbaltoneel. Hun voorbereidingen verliepen niet goed en dat gaf natuurlijk hommeles. Voor de kijker was het aardig dat de camera hierbij was. Een geagiteerde speler riep naar een medespeler dat hij ‘maar met de kut van zijn moeder moest spelen, hoerenzoon dat ie was.’ Ik kan u melden dat ik volkomen verbouwereerd was. Na kennis genomen te hebben van het onderzoek kan ik de klankkleur plaatsen.
In Noorwegen wordt veelvuldig de duivel erbij gehaald en de Nederlanders en Duitsers halen hun inspiratie om te schelden uit de onderbroek. Er is echter tussen beide bevolkingsgroepen een pikant verschil. Daar waar de Duitse scheldwoorden vooral een anale herkomst hebben, mogelijk verwijzend naar reinheid, bezigen de Nederlanders scheldwoorden met verwijzingen naar de genitaliën. Onze calvinistische achtergrond zou hier debet aan zijn.

Gevoeligheden en taboes in het land van herkomst komen in scheldwoorden tot uiting. Ik vraag me zelf af of mogelijk een evolutie in scheldwoorden te achterhalen valt en of er specifieke tijdsgebonden scheldwoorden zijn die iets over de actuele geschiedenis zeggen. Tot ver in de 20e eeuw was het niet ongebruikelijk iemand een fascist of nazi te noemen, verwijzend naar de Tweede Wereldoorlog. Nu gebeurt dat minder.

Om taalverrijkend te zijn moet je zoeken naar gevoeligheden en taboes in een samenleving. ‘Ouwe lul’ is in deze heel treffend en zeer Nederlands. Jong blijven is in en oud zijn een taboe, maar erg taalverrijkend is het niet. Het wordt al erger als je iemand verkrachter van de hypotheekaftrek noemt, want dat is wel het kraken van een taboe. Of verwijs naar een naam van een politicus bij het schelden, want die staan wel heel laag in aanzien momenteel in Nederland. Over politici gesproken, ik heb nog wel een scheldwoord in de aanbieding dat gebruikt kan worden voor een grote groep aanhangers van een grotbewoner uit Afghanistan, maar dit terzijde.

Word ik nu uitgescholden, ga ik de persoon die mij voor iets lelijks uitmaakt nader psychologiseren de scheldwoorden tegen het licht te houden. Ik denk dat dit me veel sterker maakt. Maar eigenlijk is er ook niet zo veel nieuws onder de zon, want een bekende volkswijsheid is toch dat schelden meer zegt over de verzender dan de ontvanger.