Schijn een lichtje op: Lieveheersbeestje

Gistermiddag keek ik zo naar buiten naar de deur achter het huis en zag aan de buitenkant een lieveheersbeestje lopen. Eenzaam, alleen naar boven lopend, ogenschijnlijk zonder doel en reden. Tenminste dat denk, ik ben niet zo empathisch dat ik me een voorstelling kan maken van de belevingswereld van een lieveheersbeestje. Met dit gebrek kan ik leven. Ook dacht ik meteen, je zult maar lieveheersbeestje zijn op een regenachtige winderige dag in oktober. Je kunt betere seizoenen treffen. Kijk, zo empathisch ben ik dan wel weer. Hoe oud zou een lieveheersbeestje eigenlijk worden? Ik wist het niet, dus snel opzoeken. Ik las, als het tenminste geen fakenews is, tot bijna een jaar. Gelukkig. Zo lang had ik het niet verwacht, dus dit exemplaar heeft ook fijnere dagen meegemaakt. Het lot van een eendagsvlieg op een dag als vandaag is natuurlijk des te triester.

Blijf ik met de vraag, wat doet zo’n beestje op zaterdagmiddag op mijn achterdeur? Als er nu een strontvlieg had gelopen of een gaffeltang was ik minder gebiologeerd geweest denk ik. Het zal wel aan de naam liggen, lieveheersbeestje, lieve…..heers……..beestje. Het heeft inderdaad iets van vrede, liefde en passiviteit in de naam. Maar als we dan kijken naar de ons omringende landen dan komt dat niet echt terug. Mariënkäfer, coccinelle of in het engels ladybug. In dat laatste geval zou je lady kunnen vereenzelvigen met de positieve begrippen lief en vredig, maar dat mag niet meer. Want ook op dit gebied moeten we sekseneutraal denken toch? Hoewel als de Engelsen het insektje ‘gentlemanbug’ hadden genoemd, wordt het er niet lieflijker van.

Maar even doorgoogelen leert dat er bijna vijftig namen voor het lieveheerstbeestje zijn. Een medeblogster, ene Elise was blijkbaar ook gebiologeerd door de lieflijke verschijning. In het Nederland,Vlaams en Friese benamingen komt het charmante van het beestje wel tot uiting. Ik kan dan trouwens iets minder met de synoniemen kezenmolletje of herenhoentien. Maar dat zal wel aan mij liggen. Ik spreek de hoop uit dat mijn exemplaar een mooi leven mag hebben en gelukkig mag sterven.

Schijn een lichtje op: LELLEBEL

Wie kan zich de eerste verjaardag van zijn lief nog herinneren? Ik wel, het was nog heel pril en dan wil je uitpakken om indruk te maken. Tenminste ik wel, al had ik geen cent te makken. Uit mijn geheugen graaf ik een boek. Een heel verantwoorde keus met een woordje van mij. Het boek is uitgeleend, we weten aan wie, maar staat al bijna dertig jaar niet meer in onze boekenkast. Ook had ik een soort van roos voor haar. Geen echte, maar zo’n feestartikel waarbij de bloem bij het uitpakken een sexy lingeriebroekje bevatten. Met de kennis van nu vraag ik me af waar haalde ik het lef vandaan, zo ben ik helemaal niet. Voorts natuurlijk een paar zoete gedichten en een sieraad. Ik wist toen al dat ‘diamonds are a girls best friend’. Al wilde ik dat natuurlijk zijn, ik wist dat ik haar moest delen. Bovendien, diamanten waren natuurlijk te begrotelijk. Grote gekleurde oorbellen moesten het worden.

Ik woonde toen in Nijmegen en het adres was ‘Lellebel’. Meer dan 100 keer was ik de winkel waarschijnlijk al voorbijgelopen, maar nu bleek ik ineens tot de doelgroep te horen en wist de winkel te vinden. Grappige naam trouwens, lellebel, realiseer ik me nu pas, een bel voor in je lel. In de winkel was het minder aangenaam. We schrijven winter 1990 en als enige man in een klein winkeltje met allemaal eksterachtige vrouwen zonder fatsoen werd ik telkens naar de rafelranden van de winkel geduwd. Mijn niet gespeelde bescheidenheid in deze setting legde het af tegen de overmacht aan bazige oestrogenen. Na een half uur had ik eindelijk een setje uitgezocht en was blij dat ik de winkel kon verlaten. Het setje oorbellen completeerde mijn cadeaus voor haar eerste verjaardag met mij. Ik moest er vandaag aan denken toen ik ergens op de radio het woord lellebel hoorde.

 

20200801_212517

 

Een raar woord eigenlijk lellebel, toch maar eens zoeken waar het vandaan komt en hoe het gebruikt wordt. Ik besef terdege dat de zoektocht naar de herkomst van woorden een serieuze aangelegenheid is. Met een snelle zoektocht kan ik niet tippen aan de wetenschappelijke etymologie. Maar ik was nieuwsgierig dus ik waag maar een poging. Ik leer dat het woord voor het eerst officieel gedateerd wordt in 1887 in de betekenis van slonzige vrouw. De synoniemen voor lellebel zijn: 1) Del 2) Slet 3) Sloerie 4) Slons 5) Slonzige vrouw 6) Slordig mens 7) Slordig vrouwmens 8) Slordige vrouw 9) Viezerik. Ik heb niet kunnen achterhalen in welke context het woord voor het eerst gebruikt wordt. Maar de klankleur van het woord lellebel komt wel overeen met de synoniemen die gegeven worden. Het hangt inderdaad een beetje tussen slordig en hoerig in. Bij mij heeft het niet per definitie een negatieve connotatie. Lellebel is misschien wel de vrouwelijke vorm van schavuit? Ik zeg maar wat niet wetende of dit heden ten dagen nog wel mag, het rubriceren in mannelijk en vrouwelijk. Lellebel wordt in ieder geval veel gebruikt in de dragqueen-scene leert een korte studie. In die context is het zeker niet slordig en viezig, eerder zeer verzorgd tot in de puntjes. Misschien dat de overvloed aan uitgelopen make-up op het einde van de avond de typering lellebel wel eer aan doet. Ik kom tot de conclusie dat een chique prostitué nimmer een lellebel genoemd wordt en ook een viezige vrouw zal niet snel uitgescholden worden voor lellebel. Het is er echt iets tussen in, maar wat dat dan precies is?

Even hoop ik dat het antwoord komt van een heuse bierbrouwerij, de Eeuwige jeugd. Ze hebben een biertje dat Lellebel heet. Het wordt omschreven als: ,,Een licht geel gekleurd bier. Het bier heeft een redelijke schuimkraag. Je ruikt duidelijke aroma’s van Citrus en wat tropsich fruit. Soepel en verfrissend met een lichte prikkel in de nasmaak.”

Dit geeft helaas geen uitsluitsel, het is niet viezig en niet hoerig. Lellebel, het blijft voorlopig een beetje vaag. Maar ik ben altijd bereid dit blog uit te bereiden met goede suggesties en definities.

BUCKETLIST, GADVERDAMME

 

Hoeveel kamers kun je behangen met alle in omloopzijnde bucketlists? Dat is een vraag die ik niet kan beantwoorden. Ik weet in ieder geval dat het gemiddelde lijstje voor de feestdagen van verwende kinderen in Westerse landen en heel slap aftreksel is van de hedonistische bucketlists. Wie heeft die onzin bedacht dat we pas gelukkig kunnen worden als we een hele lijst met rampzalige voornemens hebben uitgevoerd? Niemand wordt er beter van of jij aan een lang touw van een brug bent afgesprongen. Je gaat je goddelijke gang maar, maar laat de wereld met rust met het voornemen uit te voeren. En lul ook niet over de zeven kleuren stront die je gescheten hebt. Het is namelijk niet normaal om zoiets te doen.

Wil je met je blote gat de Kilimanjaro beklimmen omdat het zo bevrijdend is? Of er van mijn part afrollen. Vooral doen, maar geen foto’s nemen en denk vooral niet dat het statusverhogend is door er heel veel over te hebben. Geniet ervan, maar val de mensheid er niet mee lastig.

Vroeger was het volgende spreekwoord gangbaar: Eerst Napels (of Rome) zien en dan sterven. Dat was natuurlijk ook een wens voor dat je doodging, maar het was in ieder geval geen lijst. Bovendien leek het behoorlijk onbereikbaar waardoor het iets romantisch kreeg. Het onvermijdelijke sterven werd daardoor in ieder geval een sereen gebeuren. Nu moeten er hele lijsten worden afgewerkt voordat je pas aan je zielerust toe mag komen. Allerlei soorten drugs gebruiken! Doen jongens ‘You only live once’ het vergroot je prestige door je hersenen te laten afsterven of verdwaasd gedrag te vertonen door psychedelische drugs. Wat te denken om al je seksuele fantasieën te laten uitkomen, niets is te gek en het liefst nog in een realitysoap. Bestel een harem, neem een dikke vrouw van 200+ kilo of sjans met het/een lid van de Masaï of laat je afranselen op de Noordpool door een hele Eskimostam. Lekker! Yolo!!!!!!

Het kan me amper schelen wat mensen aan idioterie afgewerkt willen hebben voor dat ze het tijdelijke met het eeuwige verwisselen. Het heeft alleen iets megalomaans die hedonistische vorm van figuurlijke zelfbevlekking. Hoe buitenissiger het lijstje, des te hoger het prestige van de afwerker ervan is, tenminste zo is de verwachting. Want er moet vooral veel over geluld worden op feestjes en het werk. Heb je het al gehoord: ,,Theo loopt naar Santiago de Compostella’, maar ik ben volgend jaar van plan de route van de kinderkruistocht te gaan lopen. Kan ik die ook afstrepen van mijn Bucketlist. Dussss.” Verwachtingsvol wordt de kring rond gekeken.

Of ,,Ik neem al jaren dansles in Cuba tijdens mijn vakantie, fijn hoor, maar op mijn lijstje staat dit jaar Gambia.” De echte fijnproever weet dat zoiets op het lijstje van iedere veertigjarige single vrouw moet staan. En als je zelf je lijstje niet kunt samenstellen, dan kun je ook nog hulp krijgen, want een hijgerig prestigeus lijstje met onbereikbare bestemmingen, goddelijke prestaties of zinderende belevingen zul je moeten hebben om gelukkig te zijn. Daar kwam ik gisteren achter.

In een vlaag van ergernis over het open riool dat twitter heet, maakte ik de opmerking:

On my bucketlist (#vreselijkwoordtrouwens) –>putjesschepper worden in het mondiale open riool dat twitter heet #manwithpassion 😉

Binnen 24 uur word ik gevolgd @bucketlistorg. Zij verzekeren Discover your bucket list from over 2.9 million ideas. Inspiration for every list http://Bucketlist.org.

Ik begrijp dat voor de hedendaagse niet nadenkende mens het hebben van een bucketlist zoiets is als water en brood (kan ook op je bucketlist, want uiteraard wil je ervaren hoe het is om 40 dagen in een kerker opgesloten te worden op water en brood met alleen muizen en ratten, het kan vast en werkt ongetwijfeld heel louterend.)

Ik wil geen bucketlist, gadverdamme nee. En als ik toch een wens heb, dan zou ik graag zien voordat ik mijn ogen voor de laatste keer sluit dat het woord bucketlist niet meer gebezigd wordt, hooguit in geschiedenisboekjes waarin met afgrijzen wordt gesproken over de dwangmatige gekte van mensen aan het begin van de 21e eeuw. Bucketlist, driewerf gadverdamme.

YOLO, gadverdamme!!!

 

Je hebt jeukopmerkingen en jeukopmerkingen. Ik zie duidelijk gradaties. Soms is het een tergend langzame opeenhoping van ergernis en in één keer denk je, gadverdamme. Heel soms zijn er uitdrukkingen die je van af het eerste moment ernstig tegenstaan. YOLO dus. You only live once, dus wat maak je je druk zult u denken. Niets is minder waar, toegegeven ik denk niet de hele dag aan die verfoeide YOLO’s denk, maar af en toe wil ik toch blijk geven van een portie intolerantie. Op dit moment wordt de ergernis veroorzaakt door de opkomst van het begrip YOLO dat naadloos aansluit bij de mismaakte staat van de Westerse samenleving. YOLO, gadverdamme.

In de wat geletterde kringen hebben ze het al vanaf de jaren negentig over het hedonistische tijdperk, dat eigenlijk al sinds de opkomst van de babyboomers als ideologische maatstaf geld, helaas. Tegenwoordig hebben we Henk Krol met zijn 50+ die over de ruggen van echte ouderen en armere bejaarden, plechtstatig de belangen van de rijke babyboomers verdedigd. Echt YOLO en ze wensen geen rekening te houden met anderen. Hedonisme pur sang.

Met YOLO beleven we de popularisering van het hedonisme. Hele volksstammen die het woord hedonisme amper kunnen uitspreken, laat staan de betekenis kunnen reproduceren, hebben instintiefmatig blijkbaar wel begrepen waar het om draait. YOLO.

Je moet alles in je leven geprobeerd hebben, want je leeft maar één keer. Lekker gek doen, niet nadenken, korte termijn doelen nastreven, geen verantwoordelijkheid nemen, meedoen met de meute dus. YOLO is een schaamlap voor een beperkt, maar onnadenkend leven. YOLO is een reden om met de schreeuwende meute mee te lopen. YOLO is bij uitstek een reden om tegen conventies te zijn, want die beknotten dat enige leven. YOLO is zelfs reden voor thrill-seeking activiteiten al laat je persoonlijkheid het absoluut niet toe met alle psychische gevolgen van dien. Lekker op vakantie in Timboektoe, terwijl je de weg naar de kerktoren van het naburige dorp eigenlijk al een hele reis vindt. Lekker drugs gebruiken en experimenteren, lekker seksen zonder grenzen omdat de media je laat geloven dat het de standaard is, bovendien: YOLO!!!!!

Het verbaast me trouwens dat de SGP jongeren hun PR machinerie niet in stelling hebben gebracht tegen YOLO met OYLT. OYLT? Ja, OYLT, Of Course You Live Twice, om het hiernamaals te promoten door een gelovig en ascetisch leven. Maar op de keeper beschouwt zijn ook de SGP-jongeren ook al besmet met YOLO. Op zaterdag zuipen en snuiven ze zich klem in hun tot bierketen omgebouwde kippeschuren, om hun OYLT gevoel met een kater in de kerk te beleven.

Het is ‘Living On The Edge’ (LOTE!) met een immer groeiend verwachtingspatroon van avontuur, hedonistische zelfverwezenlijking, gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en vooral geen rekening houdend met de gevolgen voor jezelf en je medemens. Schaamteloos gedrag wordt tot norm gemaakt onder het mom: YOLO.

Ik ben niet zo zeer van de YOLO, al zou ik soms willen dat het leven een eeuwig durende vakantie is met de beschikking over genoeg geld en vrije tijd en het seksleven van een bonobo. Heel soms lijkt dat een aantrekkelijk vooruitzicht. Maar in het algemeen stel ik niet zulke hoge eisen aan het leven, al duld ik het begrip YOLO niet in mijn dagelijkse vocabulaire. Ik ben meer van de EVVAV en KWW oftewel zet je Ene Voet Voor de Andere Voet en ‘Kieken Wat het Wordt’. Misschien wat ambitieloos, het is niet anders. Tot die tijd zal ik YOLO niet hanteren. YOLO, driewerf gadverdamme.

PROACTIEF, Gatverdamme

 

Laat ik even een paar seconden introspectie vertonen, 1,2,3,…..en ik kom tot de conclusie dat ik weinig aspecten in me heb van een proactief leven. Of het nu gaat om de proactieve, zogenaamd gelukmakende, levensstijl, of de managers bullshit hoe je in je werk proactief moet handelen, ook koop ik geen pakken vol met bijvoorbeeld Becel voor een proactiever leven. Ik trap niet in de marketingshit. Kortom, ik prijs me gelukkig door me te vrijwaren van het stempel ‘proactief’, sterker nog ik heb een oneindige afkeer tegen de term. Proactief, gadverdamme.

Om maar eens te beginnen met de proactieve levensstijl dat in hevig contrast staat met de vermaledijde reactieve levensstijl. Proactieve mensen nemen zelf de regie in handen van hun leven. Je bent vandaag wat je gisteren deed. Wat een flauwekul. Natuurlijk als je je hele leven hebt gerookt, dan is de kans op een geweldige gezondheid op je 50e niet zo heel erg groot. Als je gisteravond hebt gezopen, heb je vandaag inderdaad een kater. Dat is logisch. Maar de meeste mensen rommelen toch maar wat raak en proberen gelukkig te worden binnen de mogelijkheden en kansen die ze hebben. En voor velen op deze aarde zijn die beperkt, zelfs in Nederland zijn die kansen ongelijk verdeeld. Zouden mensen die bijvoorbeeld vandaag in de top 200 invloedrijkste mensen staan nu echt zoveel proactiever zijn dan de rest van Nederland. Of spelen afkomst (geld) en talent (genetisch bepaald) daarbij een doorslaggevende rol? Mag je veronderstellen dat de jongeren die niet aan de bak komen in Spanje, en in toenemende mate ook in Nederland, zelf verantwoordelijk zijn voor de economische positie waarin ze ongewild terechtkomen? Als proactiviteit echt zo’n doorslaggevende levenshouding is, waarom lukt het politici niet om heel proactief een economische en culturele crisis te voorkomen? Het is maar een vraag.

 

Nog meer kotsneigingen krijg ik bij de proactieviteit die het werkproces ondergaat. Met name managers hanteren de term te pas en te onpas. De mate van een goed manager zijn, is de mate waarin deze lieden kunnen anticiperen op toekomstige ontwikkelingen. Het is genoegzaam bekend dat bij de afronding van hun managersopleiding zij geen diploma krijgen, maar een glazen bol waarin ze in de toekomst kunnen kijken. De kennis en informatie die ze dan verkrijgen is de basis om ‘hun’ mensen op de juiste wijze aan te sturen. De arrogantie, alsof mensen echt zijn aan te sturen. Een goed manager moet vertrouwen op de kennis en kunde van de werkvloer en het dienende cement zijn voor diezelfde werkvloer, dan ben je pas een goede manager. Samenwerken dus en niet aansturen. Maar de praktijk is dat zelfs de werkvloer zich al bediend van de term ‘proactief’. Het moet niet gekker worden. Zelfstandig denkende professionals weten echt wel wat ze moeten doen om hun eigen vakgebied inhoud te geven. Of dit nu een verpleegkundige, een bouwvakker of een politieagent betreft, het maakt niet uit. Je hebt daarvoor geen proactieve manager voor nodig en je moet al helemaal niet jezelf misvormen tot een proactieve werknemer. Want wat is een proactieve werknemer nu meer dan een gokkende bangerik die anticipeert op de grillen van het management?

 

Zelfs zijn er tegenwoordig vele producten die de proactieve mens moeten helpen in zijn proactieve levensstijl. Al vele decennialang schermen banken en levensverzekeraars met financiële producten die je een appeltje voor de dorst verschaffen in moeilijke tijden of wanneer je van je welverdiende rust mag genieten op je 65e, of 67e of 70e? We weten inmiddels waartoe die proactieve houding van bangeriken heeft geleid. Ik hoef maar DSB of Icesave te noemen en we weten het allemaal. Ook op gezondheidsgebied suggereren allerlei producten zekerheden voor de weldenkende proactieve mens, met het peperdure Becel proactief voorop.

Proactief is een fictie voor mensen die geloven in de maakbaarheid van de wereld en de allesomvattende regie die ze daar zelf in hebben. Het is niet meer dan een schaamlap voor het beangstigende onbekende van weinig flexibele mensen. Onwillekeurig moet ik denken aan de zinsnede in het liedje van Het Klein Orkest, ‘Sparend voor later, ga je straks ook sparend dood.’

Kijk, dat vind ik nu eens een proactieve opmerking. Dat is volgens mij ook de enige die hout snijdt. Voor de rest, Proactief: Driewerf gatverdamme.

 

MIJN BELASTINGCENTEN, gadverdamme!

Van MIJN BELASTINGCENTEN!!! Dit komt voor in mijn top-10 van kolderieke opmerkingen. Sterker nog, dit is een potentieel kanshebber voor een nummer 1 notering van jeuk-uitspraken. “En dat allemaal van MIJN BELASTINGCENTEN.” Dit wordt vaak gezegd met een verontwaardigd gezicht dat geen enkele tegenspraak duldt. Ze vinden dat ‘Den Haag’ hun belastingcenten verkwanseld aan de verkeerde dingen. Wat nu JOUW BELASTINGCENTEN? Al het geld komt op een grote hoop en de Haagse politieke dynamiek bepaald waar dè CENTEN naar toe gaan. Zo gaat dat nu eenmaal in een polderdemocratie. Mijn belastingcenten, gadverdamme wat een idioterie. Het is gewoon kiezen of delen en als het je niet bevalt, stem je een andere partij.

Je zult maar overtuigd iedere dag het openbaar vervoer nemen. Je trotseert de wachttijden, miserie met herfstblaadjes en bevroren wissels, krijg je voor de kiezen dat er nog meer asfalt wordt gedropt in ons land. Allemaal van jou BELASTINGCENTEN?

Je hebt een gruwelijke hekel aan de publieke omroep want dat zijn allemaal ‘Linksch Kerkers’ , dan heb je een probleem. Allereerst je kijkt niet goed, maar als je dan toch tot dat oordeel komt, is het ook nog van jou BELASTINGCENTEN. Gadverdamme je bent niet goed wijs.

Overtuigd pacifist ben je, maar defensie blijft bestaan, van jou BELASTINGCENTEN. Je leeft je leven vegetarisch, maar hele hoeveelheden subsidies gaan naar de vleesindustrie, ook van JOUW BELASTINGCENTEN. En wat te denken dat JOUW BELASTINGCENTEN gestort worden aan hen die (dure) huizen bezitten en hele hoge hypotheekrente-aftrek hebben. Jij woont als net beginnend professional op een kamertje, want kopen kan nog niet (of niet meer). Dat is lullig. Ik zelf bijvoorbeeld heb een schijthekel aan al die bureaucratie die gefinancierd moet worden voor zorg, onderwijs en veiligheid. Allemaal onnodige logistiek die afleidt van de corebusiness qua overheidstaken. Allemaal van MIJN BELASTINGCENTEN.

MIJN BELASTINGCENTEN, gadverdamme wat een gezeik. En weet je wie het heftigst verontwaardigd zijn volgens mij? Zij die de meeste aftrekposten hebben.

 

Ik doe een voorstel om van dat vermoeiende geblaat over belastingcenten af te komen. Laat iedereen het nieuwe jaar bij de belastingaangifte even de ogen sluiten. Zoek een moment van introspectie en focus je op iets leuks, iets dat jij belangrijk vind om je BELASTINGCENTEN aan te spenderen. Bijvoorbeeld dat je bijna alleen 150km rijd op de A15 tussen Rotterdam en Tiel. Je beeld je een vast punt in en bedenkt: ‘Deze vierkante meter weg wordt betaald van MIJN BELASTINGCENTEN. Of je zit samen met je kleinkinderen te genieten van Sesamstraat met Pino en Ieni Mieni. Je denkt: ‘De hele wereld mag dan bagger zijn, maar met mijn BELASTINGCENTEN wordt maar mooi een prachtig programma gemaakt. Nu maar hopen dat mijnheer Aart nog een beetje betaald krijgt.’ Bij de aankomende aangifte ga ik denken aan alle Mauro’s in Nederland. ‘Ik mag hopen dat ze een nette studie krijgen en een fijne bijdrage gaan leveren in het vergrijsde Nederland van over 25 jaar.’ Uiteraard heb ik nog meer wensen, maar zoveel belasting betaal ik niet.

Laten we allemaal wegdromen over het nuttig spenderen van JOUW BELASTINGCENTEN en ons vooral op dat moment niet druk maken over de dromen en wensen van anderen. Gewoon omdat het therapeutische waarde heeft en we vooral de zinsnede ‘En dat allemaal van MIJN BELASTINGCENTEN’ nooit meer hoeven te gebruiken.

MIJN BELASTINGCENTEN, driewerf gadverdamme.

Een mensen-mens, GADVERDAMME

 

Ik ga mezelf niet afficheren als een misantroop, hoewel ik op gezette tijden wel last heb van mensen in het algemeen. Omdat dit niet chronisch is, maak ik me geen zorgen. Sterker, ik vind het soms een prettige, hoewel geen gemakkelijke, instelling. Het maakt je kritisch, hoewel dat doodvermoeiend kan zijn. Het zogenaamde mindfucken ligt altijd op de loer en dat is destructief.

In zo’n misantropische bui, kan ik een gloeiende hekel krijgen aan bepaalde termen. Ik krijg bijvoorbeeld acuut rode bultjes van de term ‘mensen-mens’, wat een godvergeten jeukterm is dat. Gadverdamme. Op dit moment ben ik niet misantropisch, kun je nagaan hoe ik over mensen-mensen denk op mindere dagen.

Wat is nu een mensen-mens? In een eerste opwelling zou ik denken dat is iemand die van mensen houdt? Maar doen we dat in wezen niet allemaal, uitgaande van de goedheid van mensen en het zijn van een sociaal wezen. Ziet u, ik ben geen geboren calvinist, zo misantropisch ben ik niet.

Of zou een mensen-mens iemand zijn die goed met andere mensen kan omgaan? Volgens mij kunnen de meeste mensen dat in meer of mindere mate. Je eigen socialisatieproces maakt dat je met de ene minder goed kan, dan met anderen. Zolang je dat van elkaar accepteert, is er niets aan de hand. Gelukkig zijn de mensen met ernstige psychische defecten of anderszins persoonlijkheidsgestoord, ver in de minderheid, tenminste dat denk ik nu, maar in een misantropische bui denk ik er beslist anders over.

Of kan een mensen-mens met iedereen opschieten, een soort kameleon die qua omgangsvormen zich constant aanpast en niet zich zelf is. Ik zou dat soort mensen ernstig wantrouwen, misschien wel misantropisch worden. Niets mooier dan een oorspronkelijk mens met zijn hebbelijkheden en zijn onhebbelijkheden.

Soms zijn het wat zweverige types die zichzelf tot mensen-mens bombarderen. Nu moet ik bekennen dat ik deze mensen niet serieus neem, maar ze zijn in het algemeen totaal ongevaarlijk, vaak zelfs charmant in hun naïviteit. Het wordt anders als managers of directeuren, politici of bestuurders zich mensen-mens gaan noemen. Dan moet je gaan oppassen. Je ziet ze zo staan voor een groep werknemers op de dag dat ze zichzelf moeten introduceren. Handenwrijvend noemen ze hun naam, ratelen hun hele CV op alsof ze niet doorhebben dat niemand daar in geïnteresseerd is. Bovenal gaan ze uit van een goede samenwerking. Breed gesticulerend, zoals ze hebben opgepakt tijdens de peperdure seminars human resource, zetten ze hun woorden kracht bij, zoiets als Mark Rutte nog iedere keer doet en daarbij steeds ongeloofwaardiger wordt. “Dat zal toch wel lukken, dat samenwerken?” roept de man of vrouw naar het gehoor. ‘Ik ben immers een echte mensen-mens.’ Een teiltje moet worden aangesleept, maar tot echte vomeren ga ik over als de toevoeging komt, ‘A peoplesmanager.’ Het zweet breekt me van alle kanten uit bij die kretologie: ‘Een mensen-mens, a peoplemanager, gadverdamme, je bent niet goed wijs.’

Als je van mensen houd, dan moet je dat je dat zeker niet uitroepen, want daarmee geef je je gebrek aan mensenkennis al bloot. En als je met iedereen kunt omgaan, of te vriend wilt houden, dan ben je bij voorbaat al een slecht manager. Maar het gevaar dreigt dat een mensen-mens-manager zich vooral gaat ontpoppen tot een onbetrouwbare kameleon. Zo één die helemaal niet van mensen houdt, volstrekt onbetrouwbaar is en vooral van zichzelf houdt, of dat zelfs niet eens. Mensen-mensen, driewerf gadverdamme, ik word er subiet misantropisch van.

Locals, gadverdamme

Afgelopen week was het weer zo ver, kotsneigingen bij het moeten aanhoren van het woordgebruik in de algemene omgang. Ook een typisch woord dat past bij de vakantiesfeer, maar die erdoor meteen bedorven wordt. Enthousiaste vakantieverhalen worden tegenwoordig ook op het sociale medium gedeeld en ook daar kom ik steeds vaker de term ‘Locals’ tegen. De rode bultjes schieten weer als paddestoelen uit mijn huid, alsof de herfst reeds in augustus is ingetreden. Locals, je haalt het toch niet in je bolle hersens om dat woord te bezigen. Het heeft impliciet zo’n denigrerende klankkleur. ‘Wij zijn op bezoek vanuit een hogere orde en verwaardigen ons om op te trekken met de plaatselijke bevolking.’ Het hanteren van de term ‘plaatselijke bevolking’ klinkt ook dullig, dus we verangliceren de handel maar, met een woord dat binnenkort, als ik niet ingrijp, ook nog in de Dikke van Dale komt te staan. Het zal niet gebeuren, spreek gewoon je moers taal.

Wereldburgerachtig hoor, als je een vakantiefoto van je de wereld inslingert met het bijschrift:

  • Hier typisch streekgerecht eten met ‘locals.’
  • Proosten met de ‘locals’ als je ladderzat de slobberwijn naar achter klokt.
  • Dansend met de locals’ op vakantie in Naïrobi

Etc.

 

O, o wat zijn we geïntegreerd na een paar dagen vakantie, wat voelen we ons één met de Servische local die je een stinkende brandewijnachtige substantie aanbiedt. De Griekse locals dansen speciaal voor jou natuurlijk de sitarki en hoe authentiek denk je dat die locals op je safari zijn als ze bij het naderen van de bus snel voor hun hut gaan zitten en een strooien rokje dragen en het opperhoofd een leeuwenvel van de plaatselijke ‘Bart Smit’ op zijn knar zet. Gaat toch gauw heen. Maar vanuit de hoogte, het achterblijvende huttenvolk je sociale gaven showend, is een vakantie niet geslaagd met foto’s en contacten met de locals. Gadverdamme.

Trouwens, wist je dat hele horden Randstedelingen die zelfde term gebruiken als ze in Meppel op de camping staan, of Hilverenbeek of Losser aandoen. We zijn van provincialen en boeren verworden tot ‘locals’, het moet toch niet gekker worden. Locals, driewerf gadverdamme.

Meer gadverdammes o.a. swaffelen, eigen ding doen en vele anderen: zie in het kader hiernaast. (In talig sprakeloos)

Out-of-the-box denken, GADVERDAMME

Je hebt jeukopmerkingen, en jeukopmerkingen, maar bij ‘out of the box-denken’ denk ik snel aan een jeukaanval veroorzaakt door de eikenprocessierups. Heel erg dus. Buiten het onnodige engels en het heet eigenlijk outside the box denken, is het een van de meest misbruikte actuele kreten. Te pas en te onpas vindt ‘out of the box-denken klaarblijkelijk plaats. Snelle marketingjongens verklaren hun niet grappige reclames met een nonchalant wegwerp handgebaar: ‘Gewoon, een kwestie van out of the box denken.’ Gadverdamme, rot op man. Politici lopen te hoop omdat hun absurde mening niet wordt overgenomen. Ze verwijten anderen dat ze niet voldoende ‘out of the box-denken.’ Helemaal niet mafkees, denk ik dan, je volstrekt absurde gedachtegang wordt door anderen niet gepruimd.

Out of the box denken’ heeft iets verhevens gekregen, vooral bij degene die zichzelf bestempelt als out-of-the-box-denker. ‘Ik kijk verder dan jullie, ik loop niet op platgetreden paden, en vooral, ik ben geen burgermannetje. Het ergste wat een out-of-the-box denker kan overkomen is voor een ‘into-the box denker’ aangezien te worden. En out-of-the box denken is al helemaal geen exclusiviteit meer voor kunstenaar, schrijvers of grote denkers, integendeel. Hele volksstammen bewandelen de kunst van out-of-the box te denken. Bij bureaucratische beleidsmakers, adviseurs van velerlei kunnen, hulpverleners en onderwijzend personeel wordt het eigen ego opgehaald door te proclameren dat ze uitstekende ‘out-of-the-box denkers zijn. Gadverdamme.

En wat heeft het de mensheid gebracht? Is Geert Wilders het prototype van een ‘out-of-the box denker omdat hij de oude politiek de rug heeft toegekeerd? Dacht het niet. Die hele crisis om Griekenland, er moet een oplossing gevonden worden, maar hoe is het zover gekomen. Misschien wel omdat de Griekse bovenlaag uitstekende ‘out-of-the-box-denkers’ zijn gebleken. Nu weten ze niet hoe ze de geest in de box moeten krijgen. Nog iets ‘geniaals’, de oprichting van de Partij voor de Dieren, dat heeft al menig vervreemde out-of-the-box discussie opgeleverd. Vooropgesteld dat ik een voorstander ben van het netjes omgaan met alles op Aarde, rentmeesterschap in de christelijke traditie. Onlangs stelde ik via Twitter nog voor om 17 juni als wereldmensendierendingendag uit te roepen. Maar als mens zijnde vind ik het niet meer dan normaal om het mens-zijn als uitgangspunt te nemen en te houden, dus of (on)verdoofd slachten nu inhumaan is, voelt voor mij al als een hele foute vraag. Humaniteit betreft mensen en je hoort dieren nimmer te kwellen. En dan de oplossing voor het probleem, vrijheid van godsdienst versus dierenwelzijn, onverdoofd slachten versus verdoofd slachten. Voor mij is het duidelijk, als verdoofd slachten inderdaad minder dierenleed met zich meebrengt, dan hoeven die godsdienstige gedachtekronkels van de Joodse en Islamitische gelovigen niet te prefereren. Is dat nu out-of-the-box denken van mij? Nee, dat is gewoon een beetje bij jezelf blijven. Vaak brengt out-of-the-box denken rare, soms zelfs fundamentalistische ideeën met zich mee, te beginnen bij Adam en Eva. Want bracht Eva niet out-of-the-box een appeltje aan Adam, terwijl ze het zo goed hadden?

Out-of-the-box denken, gadverdamme.

Ik stop maar met dit stukje, want om naast de Wilders adepten, de PvdD, ook de vrouwen nog tegen me in het harnas te jagen, gaat me op een regenachtige zondagavond in juni te ver. Het wekt dan bijna de schijn dat ik als eenling mijn gelijk verabsoluteer omdat ik de gave heb om out-of-the-box te denken. Gadverdamme, out-of-the box denken, ik niet. Dit is gewoon een simpel blogje van associatief denken, dicht bij mezelf en nu ga ik weer terug in mijn eigen box.

HEER, Gadverdamme

‘Heer, wat kan ik voor u doen’  Na het uitspreken van zo’n zin door  bijvoorbeeld een marktkoopman krijg ik acuut rode pukkeltjes op de meest onverwachte en ongewenste plaatsen. Het liefst loop ik weg met een arsenaal scheldwoorden achterlatend bij de marktkraam. En ik kan u verzekeren, het zijn geen lovende woorden die ik er dan uit zou willen kramen. De arrogantie die nergens op gebaseerd is bij zo’n gast stuit me tegen de borst. Zelfs als ik standaard in een krijtjespak loop van een gedateerde snit, een vlinderdas draag en een overjarige potloodventerjas, zelfs dan vind ik de verachting die het woordje Heer met zich meebrengt ongepast. En ik draag helemaal geen pakken en stropdassen. Ik durf zelfs te beweren, zonder mezelf tekort te doen, dat het etiket ‘middle of the road’ qua uitstraling goed bij me past. Noem me dan gewoon mijnheer of begin van mij part gewoon te ‘jij-en’ en te ‘jou-wen’. Ik wil geen ‘Heer’ horen, gadverdamme.

Ik weet niet of dit voor de mannen die dit lezen herkenbaar is of zoek ik er te veel achter? Het gebruik van het woord Heer heeft zoiets van een achterhaalde klassenstrijd, maar dan andersom. Ik besef me terdege dat in vroeger tijden ‘het plebs’ de pet diende af te doen als iemand van de gegoede klasse langskwam. In het meest gunstige geval kregen ze van de ‘Heer’ in kwestie in minzaam knikje. Niet meer van deze tijd, maar ook met ‘Heer’ op de markt te worden aangesproken heeft iets heel vileins. Deze ‘Heer’ hoort niet tot ons soort lijkt het uit te stralen. Deze ‘Heer’ ziet eruit nog nooit gewerkt te hebben. Deze ‘Heer’ is zo’n typisch geval die de fijne handel niet begrijpt of zelfs dwarsboomt. Deze ‘Heer’ heeft natuurlijk lekker uitgeslapen op zaterdagmorgen terwijl ons soort, de marktkoopmannen al lang uit de veren waren. Kortom, ‘Heer’ is van een minderwaardig ras en dat zullen we hem ook nog eens laten merken. Is net zoiets als ‘mevrouwtje’ voor vrouwen alleen dan weer anders.

Voor het gemak en de herkenbaarheid noem ik de marktkoopman, maar ook in garages of de wat kleinere ‘Doe het zelf’ zaken kan je deze uitsluiting ten deel vallen.

Na het benoemen van de onderdelen die bij de grote beurt noodzakelijk vervangen moesten worden, kijk je ietwat wazig. Je vertrouwt erop dat alles netjes en eerlijk is gegaan. In een overmoedige bui stel je nog een kleine vraag ter verduidelijking. Het korte exposé dat volgt is al de aanloop naar een denigrerende afscheidsbegroeting.

‘Heer, uw auto is weer helemaal pico bello.’

Ik ga dan bijna over mijn nek en hiervoor is zeker niet de veel te hoge rekening verantwoordelijk. Het gilde der ‘mannetjes’ voor de klussen thuis, op zich al een gadverdamme-term ‘mannetjes’, die kunnen er ook wat van als je niet uitkijkt. In één oogopslag hebben ze je linkerhanden op waarde geschat en het dedain is dan niet van de lucht. ‘Heer, als ik zou U zijn, dan heeft het zijn voorkeur om ook de hele ketel maar te vervangen.’

‘Nou voorlopig is de lucht uit de radiotoren voldoende, toch?’

‘Zoals ù, wenst Heer.’ Op een bastoon wordt ‘Heer’ er bijna uitgebraakt.

Als misdienaar herinner ik me de volgende zinsnede in de missen. ‘Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spreek slechts één woord en ik zal gezond worden.’ Tegenwoordig kan ik erg onpasselijk worden bij het misbruik van het woord ‘Heer’ en ik ben dan nog niet eens lid van de Bond tegen Vloeken.  Integendeel. HEER, driewerf gadverdamme.