De buitendeur staat nog open. Op mijn rug staat het klamme zweet van eventjes wat klein snoeiwerk in de tuin. Het is immers nog zo zacht voor 19 oktober, bijna zwoel al zeg je dat niet snel over de Hollandse oktober. Twintig jaar geleden was het ook een warme oktober. Op het kaartje van ons eerstgeborene schreven we de volgende hoopvolle tekst:
oktoberkind oktoberkind
opdat je niet vergeet
de allerlaatste zoete braam
is de eerste die jij eet
een laatste warme zonnestraal
verwarmd jou eerste dag
en een laatste zwaluw die vertrekt
is de eerste die jij zag
dat is waarom een oktoberkind
niet geloofd in laatste dingen
’t zal een herfstdag als een lentedag bezingen
uit Oktoberkind van Liselore Gerritsen
Soms is dat na twintig jaar actueel gebleken, soms ook niet, maar als ouders blijf je uiteraard het hoopvolle van het gedicht benadrukken. Ik moet er nu aan denken, want de wind begint aan te wakkeren en het warme weekend is ten einde. De beloofde herfst is nu echt in aantocht. Ik hoop dat alle oktoberkinderen geboren zij, want ik vrees de herfst en de donkerte. Ik ben dan ook geen oktoberkind en kan slechts verlangen naar de lente. Misschien zijn meikinderen wel geboren grumpy old men, al gaan zeuren met dat de eerste herfstregen in aantocht.