Dorus zwaait Dora uit en verheugt zich alle tijd voor zichzelf te hebben. Niet omdat hij zonodig voetbal moet kijken of anderszins door Dora gehinderd zou worden. Integendeel. Het vertrek van Dora, die heel nuttige zaken gaat doen voor lichaam en geest, geeft hem de mogelijkheid om alleenheerser te zijn over het huishouden. Dorus heeft zeer recent de geneugten daarvan mogen ervaren.
Eenmaal terug in de huiskamer, overziet hij zijn territorium en constateert dat alle beeldschermen die aan kunnen staan ook daadwerkelijk in gebruik zijn. Zijn kinderen zijn immers thuis.
“Dus geen muziek.” constateert Dorus heel flexibel.
Geen nood voor Dorus, hij loopt naar de keuken. Al converserend met zijn jongste zoon begint hij met het koken. Om strikt pedagogische redenen is vooraf al besloten om geen patat te halen noch chinees. Ook een pizza staat niet op de menulijst.
Dorus wast fluitend de groente, schilt een paar aardappelen en laat het vlees ontdooien in de magnetron. Als alles op het vuur staat, realiseert Dorus dat hij nu even moet wachten totdat alles klaar is.
“Wachten is des duivels oor kussen, wat kan ik in de tussenliggende tijd nog meer doen?”
Hij kijkt in de keuken en beslist dat de kastjes en de stalen afzuigkap best eens schoon gemaakt kunnen worden. Mannen denken immers efficiënt. Wachten op iets dat je verder niet meer in de hand hebt is nutteloos.
“En dan zeggen ze dat mannen maar een ding tegelijk kunnen doen, mooi niet.”
“Wat zei je pap?” zegt zijn jongste zoon.
Dorus hoort het niet, dus komt zijn jongste zoon maar naar hem toe en herhaalt zijn vraag.
“Het ruikt trouwens lekker.”
Als Dorus kijkt wat verantwoordelijk is voor de weldadige geur, pakt hij verschrikt de pan en kan nog net de worstjes redden.
“Ik vind ze als ze zo donkerbruin zijn het allerlekkerst, pap.”
“Ik ook” zegt Dorus, “Je vader kan er wat van en ondertussen ook nog de boel schoon maken.”
Met een innemende glimlach drentelt zijn zoon weer naar zijn computer waar hij al dagen het spel “Age of empire” speelt. Oude tijdperken herleven daarbij hetgeen veel knotsgevechten, maar ook man tegen man gevechten uit het Romeinse Rijk opleveren. Dorus is er de hele dag al getuige van. Mannen van stavast die hun hele hebben en houden verdedigen.
En dit gedacht hebbende, slaat in een keer de twijfel slaat toe bij Dorus.
“Daar sta ik dan in de keuken, een beetje de ideale Opzij-man te spelen. Past misschien wel in deze tijd en op deze plek van de wereld, maar hoe zit dat eigenlijk evolutionair gezien.”
Dorus roert de gemixte wokgroente nog even door elkaar en giet de aardappels af.
“Ben ik eigenlijk wel evolutieproof.” vraagt Dorus zich af.
Plichtmatig maakt Dorus zijn klussen af, eerst het boenen van de keukenkastjes en vervolgens weet hij een voedzame maaltijd te serveren. De swung is er echter volledig uit. Grote denkrimpels tekenen het gelaat van hem.
“Aanpassingsvermogen is er voldoende bij mij, maar is dat het adaptievermogen dat de grote Charles Darwin in gedachte had? ”
Hij roept zijn jongens aan tafel.
Onder het eten kijkt hij zijn zonen liefdevol aan en bedenkt zich hoe hij zijn kroost moet verdedigen in deze roerige en chaotische tijden.
“Mijn verdiensten zijn een partnerschap met een redelijk evenredige verdeling van taken.”
Daar maak je geen indruk mee in een toenemende individualistische wereld waarbij het recht van de sterkste meer en meer van belang lijkt te zijn. De grote bek op straat kan zijn gang gaan, de grote bek op het werk is de ideale manager, de grote bek in de politiek krijgt een horde Neanderthalers met zich mee en de grote bek in de wereld is president van Amerika en ‘if you can’t beat them, join them’. In dat laatste heeft Dorus geen zin, maar hij baalt als een stier dat zijn stemming, ondanks een positieve start in de keuken, grondig verpest is.
Tegen beter weten in en ondanks de kans dat zijn activiteiten niet evolutieproof zijn, stort hij zich met overgave op de afwasmachine. Het schone bestek, borden en kopjes ruimt hij netjes in de kast op en vult de machine met de zojuist gebruikte spullen. Het aanrecht wordt keurig schoongemaakt.
“Dora kan tevreden zijn, wat moeten we verder nog doen?”
Dan bedenkt Dorus het brood voor de volgende dag nog gesmeerd moet worden en gaat aan de slag. Het ene broodtrommeltje is snel gevonden, maar de zoektocht naar de andere neemt enige tijd in beslag.
Zijn oudste zoon weet hem te melden dat de zijne nog op school ligt, dus verder zoeken naar een alternatief. Dan vindt hij ergens onder de jassen nog een tas met daarin een reeds verloren gewaande broodtrommel. Na opening van het groene trommeltje is het verbazingwekkend dat het trommeltje niet uit zichzelf naar de keuken is gemarcheerd, maar Dorus weet wat hem te doen staat.
“Typisch de jagende man, die slechts een spoor of een kleine aanwijzing nodig heeft om zijn prooi te pakken, misschien zit er nog wel iets van de ware evolutie in me en is de voorbeeldfunctie voor mijn nageslacht nog niet zo slecht”, fantaseert Dorus, al gaat het in dit geval maar om het vinden van een groen trommeltje met een al even groene substantie.
Bij het naar bed brengen wordt het denkproces van Dorus over aanpassen in culturele zin of in evolutionaire zin, even geluwd. Als ze allebei dan rustig in bed liggen vraagt hij zich af of het niet onnatuurlijk is voor een man om zorgzaam met zijn kinderen om te gaan.
“Hoeveel mannetjesdieren worden bij hun nageslacht weggehouden of door de moeder totaal niet geduld. Ze zouden hun kinderen anders maar opeten.”
Maar Dorus denkt op tijd aan de mannetjesmerel die naast een monogame levenshouding ook nog de verzorging van zijn kinderen ter hand neemt.
“Toch eens een keer uitzoeken hoe dat zit.”
Voor Dorus is dat een essentiële vraag om zijn houding te bepalen of en hoe hij het huishouden gaat aanpakken de komende periode. Enige kennis van de evolutietheorie is onontbeerlijk om zijn strategie naar Dora te bepalen. Hij moet immers het goede voorbeeld geven aan zijn kinderen die op hun beurt verantwoordelijk zijn voor het verspreiden van zijn genen.
Pingback: Dorus de Binnenboel en de mamoushkarevolutie | sprakeloosverhalen